Niederländisch
Detailed Synonyms for africhten in Niederländisch
africhten:
-
africhten
Konjugationen für africhten:
o.t.t.
- richt af
- richt af
- richt af
- richten af
- richten af
- richten af
o.v.t.
- richtte af
- richtte af
- richtte af
- richtten af
- richtten af
- richtten af
v.t.t.
- heb afgericht
- hebt afgericht
- heeft afgericht
- hebben afgericht
- hebben afgericht
- hebben afgericht
v.v.t.
- had afgericht
- had afgericht
- had afgericht
- hadden afgericht
- hadden afgericht
- hadden afgericht
o.t.t.t.
- zal africhten
- zult africhten
- zal africhten
- zullen africhten
- zullen africhten
- zullen africhten
o.v.t.t.
- zou africhten
- zou africhten
- zou africhten
- zouden africhten
- zouden africhten
- zouden africhten
diversen
- richt af!
- richtt af!
- afgericht
- africhtende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
africhten