Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. wegvoeren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wegvoert (Niederländisch) ins Französisch

wegvoeren:

wegvoeren Verb (voer weg, voert weg, voerde weg, voerden weg, weggevoerd)

  1. wegvoeren (wegdragen; meedragen; afvoeren; wegslepen; wegsjouwen)
    emmener; emporter; déporter; porter; remporter
    • emmener Verb (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, )
    • emporter Verb (emporte, emportes, emportons, emportez, )
    • déporter Verb (déporte, déportes, déportons, déportez, )
    • porter Verb (porte, portes, portons, portez, )
    • remporter Verb (remporte, remportes, remportons, remportez, )
  2. wegvoeren (wegleiden)
    emmener; mener ailleurs
    • emmener Verb (emmène, emmènes, emmenons, emmenez, )

Konjugationen für wegvoeren:

o.t.t.
  1. voer weg
  2. voert weg
  3. voert weg
  4. voeren weg
  5. voeren weg
  6. voeren weg
o.v.t.
  1. voerde weg
  2. voerde weg
  3. voerde weg
  4. voerden weg
  5. voerden weg
  6. voerden weg
v.t.t.
  1. heb weggevoerd
  2. hebt weggevoerd
  3. heeft weggevoerd
  4. hebben weggevoerd
  5. hebben weggevoerd
  6. hebben weggevoerd
v.v.t.
  1. had weggevoerd
  2. had weggevoerd
  3. had weggevoerd
  4. hadden weggevoerd
  5. hadden weggevoerd
  6. hadden weggevoerd
o.t.t.t.
  1. zal wegvoeren
  2. zult wegvoeren
  3. zal wegvoeren
  4. zullen wegvoeren
  5. zullen wegvoeren
  6. zullen wegvoeren
o.v.t.t.
  1. zou wegvoeren
  2. zou wegvoeren
  3. zou wegvoeren
  4. zouden wegvoeren
  5. zouden wegvoeren
  6. zouden wegvoeren
diversen
  1. voer weg!
  2. voert weg!
  3. weggevoerd
  4. wegvoerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wegvoeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
déporter afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren afscheiden; afvoeren; deporteren; lozen; uitscheiden; uitstoten; uitwerpen; uitzetten
emmener afvoeren; meedragen; wegdragen; wegleiden; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren begeleiden; wegbrengen
emporter afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren afhalen; afnemen; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; meenemen; meeslepen; meesleuren; meetrekken; meetronen; ophalen; weghalen; wegnemen
mener ailleurs wegleiden; wegvoeren
porter afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren aan hebben; aandoen; aangeven; aanreiken; afgeven; berokkenen; dragen; gebukt gaan onder; geven; naar boven brengen; naar boven dragen; naar boven tillen; omhoogdragen; ondersteunen; opwaarts dragen; overgeven; overhandigen; rugsteunen; sjouwen; steunen; toebrengen; toesteken; torsen; veroorzaken; versturen; zenden; zeulen
remporter afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren binnenbrengen; binnenhalen; eigen maken; iets bemachtigen; kopen; te pakken krijgen; verkrijgen; verwerven