Niederländisch

Detailübersetzungen für weekte (Niederländisch) ins Französisch

weekte:


weken:

weken [het ~] Nomen

  1. het weken (inweken)
    le trempage

weken Verb (week, weekt, weekte, weekten, geweekt)

  1. weken (week maken; ontharden; verweken; zachtmaken; in de week zetten)
    – in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
    tremper; macérer; se ramollir; rendre tendre; ramollir quelque chose; laisser tremper; radoucir; rendre mou; faire tremper; mettre à tremper
    • tremper Verb (trempe, trempes, trempons, trempez, )
    • macérer Verb (macère, macères, macérons, macérez, )
    • ramollir quelque chose Verb (ramollis, ramollit, ramollissons, ramollissez, )
    • radoucir Verb (radoucis, radoucit, radoucissons, radoucissez, )
    • rendre mou Verb

Konjugationen für weken:

o.t.t.
  1. week
  2. weekt
  3. weekt
  4. weken
  5. weken
  6. weken
o.v.t.
  1. weekte
  2. weekte
  3. weekte
  4. weekten
  5. weekten
  6. weekten
v.t.t.
  1. heb geweekt
  2. hebt geweekt
  3. heeft geweekt
  4. hebben geweekt
  5. hebben geweekt
  6. hebben geweekt
v.v.t.
  1. had geweekt
  2. had geweekt
  3. had geweekt
  4. hadden geweekt
  5. hadden geweekt
  6. hadden geweekt
o.t.t.t.
  1. zal weken
  2. zult weken
  3. zal weken
  4. zullen weken
  5. zullen weken
  6. zullen weken
o.v.t.t.
  1. zou weken
  2. zou weken
  3. zou weken
  4. zouden weken
  5. zouden weken
  6. zouden weken
diversen
  1. week!
  2. weekt!
  3. geweekt
  4. wekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für weken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
trempage inweken; weken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
faire tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken inweken
laisser tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
macérer in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken marineren; toebereiden
mettre à tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
radoucir in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken lenigen; verlichten; vermurwen; vertederen; vervriendelijken; verzachten
ramollir quelque chose in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
rendre mou in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken ontharden; verweken; week worden; zachtmaken
rendre tendre in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken
se ramollir in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken vertederen; verweken; week worden
tremper in de week zetten; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken bevochtigen; dippen; dompelen; dompelen in; dompen; doordrenken; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; harden; impregneren; indompelen; kantelen; kiepen; nat maken; omver kiepen; onderdompelen; onderduwen; stalen; uitharden

Verwandte Wörter für "weken":


Verwandte Definitionen für "weken":

  1. in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken1
    • deze spijkerbroeken moet ik eerst weken met Biotex1

Wiktionary Übersetzungen für weken:

weken
noun
  1. door langdurig in een vloeistof te leggen zacht, plooibaar of beter wasbaar maken

Cross Translation:
FromToVia
weken imprégner; imbiber steep — to soak an item in liquid