Niederländisch
Detailübersetzungen für volschransen (Niederländisch) ins Französisch
volschransen:
-
volschransen (volvreten; volproppen; volstoppen; voleten)
bourrer; s'empiffrer-
bourrer Verb (bourre, bourres, bourrons, bourrez, bourrent, bourrais, bourrait, bourrions, bourriez, bourraient, bourrai, bourras, bourra, bourrâmes, bourrâtes, bourrèrent, bourrerai, bourreras, bourrera, bourrerons, bourrerez, bourreront)
-
s'empiffrer Verb
-
Konjugationen für volschransen:
o.t.t.
- schrans vol
- schranst vol
- schranst vol
- schransen vol
- schransen vol
- schransen vol
o.v.t.
- schranste vol
- schranste vol
- schranste vol
- schransten vol
- schransten vol
- schransten vol
v.t.t.
- heb vol geschranst
- hebt vol geschranst
- heeft vol geschranst
- hebben vol geschranst
- hebben vol geschranst
- hebben vol geschranst
v.v.t.
- had vol geschranst
- had vol geschranst
- had vol geschranst
- hadden vol geschranst
- hadden vol geschranst
- hadden vol geschranst
o.t.t.t.
- zal volschransen
- zult volschransen
- zal volschransen
- zullen volschransen
- zullen volschransen
- zullen volschransen
o.v.t.t.
- zou volschransen
- zou volschransen
- zou volschransen
- zouden volschransen
- zouden volschransen
- zouden volschransen
diversen
- schrans vol!
- schranst vol!
- vol geschranst
- volschransend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für volschransen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bourrer | voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten | farceren; ineen duwen; opvullen; proppen; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; vullen |
s'empiffrer | voleten; volproppen; volschransen; volstoppen; volvreten | binnenkrijgen; brassen; opslokken; schransen; slempen; vreten; zwelgen |