Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. verzuchten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verzuchten (Niederländisch) ins Französisch

verzuchten:

verzuchten Verb (verzucht, verzuchtte, verzuchtten, verzucht)

  1. verzuchten (zucht slaken; zuchten)
    soupirer; gémir; pousser un soupir
    • soupirer Verb (soupire, soupires, soupirons, soupirez, )
    • gémir Verb (gémis, gémit, gémissons, gémissez, )

Konjugationen für verzuchten:

o.t.t.
  1. verzucht
  2. verzucht
  3. verzucht
  4. verzuchten
  5. verzuchten
  6. verzuchten
o.v.t.
  1. verzuchtte
  2. verzuchtte
  3. verzuchtte
  4. verzuchtten
  5. verzuchtten
  6. verzuchtten
v.t.t.
  1. heb verzucht
  2. hebt verzucht
  3. heeft verzucht
  4. hebben verzucht
  5. hebben verzucht
  6. hebben verzucht
v.v.t.
  1. had verzucht
  2. had verzucht
  3. had verzucht
  4. hadden verzucht
  5. hadden verzucht
  6. hadden verzucht
o.t.t.t.
  1. zal verzuchten
  2. zult verzuchten
  3. zal verzuchten
  4. zullen verzuchten
  5. zullen verzuchten
  6. zullen verzuchten
o.v.t.t.
  1. zou verzuchten
  2. zou verzuchten
  3. zou verzuchten
  4. zouden verzuchten
  5. zouden verzuchten
  6. zouden verzuchten
diversen
  1. verzucht!
  2. verzucht!
  3. verzucht
  4. verzuchtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verzuchten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gémir verzuchten; zucht slaken; zuchten emmeren; huilen; jammeren; janken; jeremiëren; kermen; klagen; kreunen; misnoegen uiten; over iets mopperen; schreien; steunen; weeklagen; wenen
pousser un soupir verzuchten; zucht slaken; zuchten
soupirer verzuchten; zucht slaken; zuchten blazen; hijgen; hopen; puffen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen; zwaar ademhalen