Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. vergissen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vergis (Niederländisch) ins Französisch

vergissen:

vergissen Verb (vergis, vergist, vergiste, vergisten, vergist)

  1. vergissen (het mis hebben; feilen; misrekenen)

Konjugationen für vergissen:

o.t.t.
  1. vergis
  2. vergist
  3. vergist
  4. vergissen
  5. vergissen
  6. vergissen
o.v.t.
  1. vergiste
  2. vergiste
  3. vergiste
  4. vergisten
  5. vergisten
  6. vergisten
v.t.t.
  1. heb vergist
  2. hebt vergist
  3. heeft vergist
  4. hebben vergist
  5. hebben vergist
  6. hebben vergist
v.v.t.
  1. had vergist
  2. had vergist
  3. had vergist
  4. hadden vergist
  5. hadden vergist
  6. hadden vergist
o.t.t.t.
  1. zal vergissen
  2. zult vergissen
  3. zal vergissen
  4. zullen vergissen
  5. zullen vergissen
  6. zullen vergissen
o.v.t.t.
  1. zou vergissen
  2. zou vergissen
  3. zou vergissen
  4. zouden vergissen
  5. zouden vergissen
  6. zouden vergissen
diversen
  1. vergis!
  2. vergist!
  3. vergist
  4. vergissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vergissen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avoir tort feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen
se tromper feilen; het mis hebben; misrekenen; vergissen afgaan; een fout maken; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; stranden; verdwaald zijn; verkeerd lopen; verrekenen; verspreken; zich bij het rekenen vergissen; zich misrekenen; zich vergissen

Verwandte Definitionen für "vergissen":

  1. per ongeluk verkeerd doen of zeggen1
    • ik vergis me: het is niet dinsdag, maar woensdag1

Wiktionary Übersetzungen für vergissen:

vergissen
verb
  1. eerste betekenisomschrijving
vergissen
verb
  1. Pronominal : s’égarer