Niederländisch
Detailübersetzungen für verdorren (Niederländisch) ins Französisch
verdorren:
-
verdorren (uitdrogen; indrogen; verdrogen; opdrogen)
se déshydrater; se dessécher; sécher; tarir; se tarir-
se déshydrater Verb
-
se dessécher Verb
-
sécher Verb (sèche, sèches, séchons, séchez, sèchent, séchais, séchait, séchions, séchiez, séchaient, séchai, séchas, sécha, séchâmes, séchâtes, séchèrent, sécherai, sécheras, séchera, sécherons, sécherez, sécheront)
-
tarir Verb
-
se tarir Verb
-
-
verdorren (verwelken; verkommeren; verleppen)
se faner; dessécher; se flétrir; se dessécher-
se faner Verb
-
dessécher Verb (dessèche, dessèches, desséchons, desséchez, dessèchent, desséchais, desséchait, desséchions, desséchiez, desséchaient, desséchai, desséchas, dessécha, desséchâmes, desséchâtes, desséchèrent, dessécherai, dessécheras, desséchera, dessécherons, dessécherez, dessécheront)
-
se flétrir Verb
-
se dessécher Verb
-
Konjugationen für verdorren:
o.t.t.
- verdor
- verdort
- verdort
- verdoren
- verdoren
- verdoren
o.v.t.
- verdorde
- verdorde
- verdorde
- verdorden
- verdorden
- verdorden
v.t.t.
- heb verdord
- hebt verdord
- heeft verdord
- hebben verdord
- hebben verdord
- hebben verdord
v.v.t.
- had verdord
- had verdord
- had verdord
- hadden verdord
- hadden verdord
- hadden verdord
o.t.t.t.
- zal verdorren
- zult verdorren
- zal verdorren
- zullen verdorren
- zullen verdorren
- zullen verdorren
o.v.t.t.
- zou verdorren
- zou verdorren
- zou verdorren
- zouden verdorren
- zouden verdorren
- zouden verdorren
diversen
- verdor!
- verdort!
- verdord
- verdorrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verdorren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
dessécher | verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken | drogen; opdrogen |
se dessécher | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen; verkommeren; verleppen; verwelken | drogen; opdrogen |
se déshydrater | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen | drogen; opdrogen |
se faner | verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken | bleek worden; tanen; uitbloeien; vaal worden; van kleur veranderen; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen; wit worden |
se flétrir | verdorren; verkommeren; verleppen; verwelken | uitbloeien |
se tarir | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen | drogen; opdrogen |
sécher | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen | afdrogen; drogen; droogmaken; opdrogen |
tarir | indrogen; opdrogen; uitdrogen; verdorren; verdrogen |