Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. traceren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für traceer (Niederländisch) ins Französisch

traceren:

traceren Verb (traceer, traceert, traceerde, traceerden, getraceerd)

  1. traceren (lokaliseren; opsporen; vinden)
    trouver; tracer; déterminer; dépister; localiser; découvrir
    • trouver Verb (trouve, trouves, trouvons, trouvez, )
    • tracer Verb (trace, traces, traçons, tracez, )
    • déterminer Verb (détermine, détermines, déterminons, déterminez, )
    • dépister Verb (dépiste, dépistes, dépistons, dépistez, )
    • localiser Verb (localise, localises, localisons, localisez, )
    • découvrir Verb (découvre, découvres, découvrons, découvrez, )
  2. traceren
    suivre; tracer
    • suivre Verb (suis, suit, suivons, suivez, )
    • tracer Verb (trace, traces, traçons, tracez, )
  3. traceren
    suivre
    • suivre Verb (suis, suit, suivons, suivez, )

Konjugationen für traceren:

o.t.t.
  1. traceer
  2. traceert
  3. traceert
  4. traceren
  5. traceren
  6. traceren
o.v.t.
  1. traceerde
  2. traceerde
  3. traceerde
  4. traceerden
  5. traceerden
  6. traceerden
v.t.t.
  1. heb getraceerd
  2. hebt getraceerd
  3. heeft getraceerd
  4. hebben getraceerd
  5. hebben getraceerd
  6. hebben getraceerd
v.v.t.
  1. had getraceerd
  2. had getraceerd
  3. had getraceerd
  4. hadden getraceerd
  5. hadden getraceerd
  6. hadden getraceerd
o.t.t.t.
  1. zal traceren
  2. zult traceren
  3. zal traceren
  4. zullen traceren
  5. zullen traceren
  6. zullen traceren
o.v.t.t.
  1. zou traceren
  2. zou traceren
  3. zou traceren
  4. zouden traceren
  5. zouden traceren
  6. zouden traceren
en verder
  1. ben getraceerd
  2. bent getraceerd
  3. is getraceerd
  4. zijn getraceerd
  5. zijn getraceerd
  6. zijn getraceerd
diversen
  1. traceer!
  2. traceert!
  3. getraceerd
  4. tracerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für traceren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
découvrir lokaliseren; opsporen; traceren; vinden achter komen; achterhalen; bloot leggen; blootleggen; ontdekken; onthullen; ontknopen; ontmaskeren; ontmoeten; ontraadselen; ontrafelen; ontsluiten; ontwaren; ontwarren; openbreken; opendoen; openen; openleggen; openmaken; oplossen; opsnuffelen; opsporen; plaats toekennen; plaatsen; reveleren; te weten komen; tegenkomen; treffen; uitvissen; vinden
dépister lokaliseren; opsporen; traceren; vinden
déterminer lokaliseren; opsporen; traceren; vinden adviseren; afwegen; bepalen; bestemmen; constateren; definiëren; determineren; een ereteken geven; iets aanraden; ingeven; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; nader omschrijven; omschrijven; onderscheiden; overdenken; overwegen; plaats toekennen; plaatsen; preciseren; raden; suggereren; typeren; vaststellen
localiser lokaliseren; opsporen; traceren; vinden plaats toekennen; plaatsen; vinden
suivre traceren achternagaan; achternalopen; belopen; betreden; bewandelen; bijbenen; bijblijven; bijhouden; gehoorzamen; komen na; luisteren; naleven; nalopen; navolgen; opvolgen; te voet afleggen; volgen
tracer lokaliseren; opsporen; traceren; vinden afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; krabbelen; met pen overtekenen; omlijnen; overtrekken; tekenen; terecht brengen; uitstippelen; uittekenen; uitzetten
trouver lokaliseren; opsporen; traceren; vinden aantreffen; achterhalen; ontdekken; ontmoeten; plaats toekennen; plaatsen; te weten komen; tegenkomen; terecht brengen; treffen; vinden

Computerübersetzung von Drittern: