Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. toewijzen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für toewezen (Niederländisch) ins Französisch

toewijzen:

toewijzen Verb (wijs toe, wijst toe, wees toe, wezen toe, toegewezen)

  1. toewijzen (toebedelen; toekennen; gunnen; iets toekennen)
    assigner; attribuer; accorder; consentir; concéder
    • assigner Verb (assigne, assignes, assignons, assignez, )
    • attribuer Verb (attribue, attribues, attribuons, attribuez, )
    • accorder Verb (accorde, accordes, accordons, accordez, )
    • consentir Verb (consens, consent, consentons, consentez, )
    • concéder Verb (concède, concèdes, concédons, concédez, )
  2. toewijzen
    allouer
    • allouer Verb (alloue, alloues, allouons, allouez, )
  3. toewijzen
    assigner
    • assigner Verb (assigne, assignes, assignons, assignez, )
  4. toewijzen
    mapper
  5. toewijzen
    attribuer
    • attribuer Verb (attribue, attribues, attribuons, attribuez, )

Konjugationen für toewijzen:

o.t.t.
  1. wijs toe
  2. wijst toe
  3. wijst toe
  4. wijzen toe
  5. wijzen toe
  6. wijzen toe
o.v.t.
  1. wees toe
  2. wees toe
  3. wees toe
  4. wezen toe
  5. wezen toe
  6. wezen toe
v.t.t.
  1. heb toegewezen
  2. hebt toegewezen
  3. heeft toegewezen
  4. hebben toegewezen
  5. hebben toegewezen
  6. hebben toegewezen
v.v.t.
  1. had toegewezen
  2. had toegewezen
  3. had toegewezen
  4. hadden toegewezen
  5. hadden toegewezen
  6. hadden toegewezen
o.t.t.t.
  1. zal toewijzen
  2. zult toewijzen
  3. zal toewijzen
  4. zullen toewijzen
  5. zullen toewijzen
  6. zullen toewijzen
o.v.t.t.
  1. zou toewijzen
  2. zou toewijzen
  3. zou toewijzen
  4. zouden toewijzen
  5. zouden toewijzen
  6. zouden toewijzen
en verder
  1. ben toegewezen
  2. bent toegewezen
  3. is toegewezen
  4. zijn toegewezen
  5. zijn toegewezen
  6. zijn toegewezen
diversen
  1. wijs toe!
  2. wijst toe!
  3. toegewezen
  4. toewijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für toewijzen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
accorder gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afspreken; afstaan; afstellen; afstemmen; akkoord gaan; autoriseren; doneren; gelijkschakelen; geven; goed vinden; gunnen; gunst verlenen; iets overeenkomen; instemmen; inwilligen; laten; overeenbrengen; overgeven; permitteren; schenken; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen
allouer toewijzen distribueren; ronddelen; uitkeren; uitreiken; verdelen
assigner gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen bevelen; commanderen; dagen; dagvaarden; decreteren; gebieden; gelasten; opdragen; verordenen; voor het gerecht dagen; voor het gerecht ontbieden; voor het gerecht roepen
attribuer gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen autoriseren; toeschrijven; vergunnen
concéder gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen afstaan; dulden; duren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; inwilligen; laten; overgeven; permitteren; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen
consentir gunnen; iets toekennen; toebedelen; toekennen; toewijzen akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; fiatteren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; instemmen; inwilligen; kloppen met; laten; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; veroorloven
mapper toewijzen

Verwandte Definitionen für "toewijzen":

  1. bepalen dat zij het krijgt1
    • het kind werd aan de moeder toegewezen1

Wiktionary Übersetzungen für toewijzen:

toewijzen
verb
  1. goederen of fondsen een bestemming geven
toewijzen
verb
  1. procédure|fr déclarer par autorité de justice qu’une personne devenir propriétaire d’un bien meuble ou immeuble mis à l’enchère.
  2. accorder quelque chose à quelqu'un.
  3. déterminer, faire connaître.