Niederländisch
Detailübersetzungen für te kort doen (Niederländisch) ins Französisch
te kort doen:
-
te kort doen (beroven van; ontnemen; depriveren)
priver de; retirer; enlever; voler; ne pas suffire à; priver; dérober; prendre; subtiliser-
priver de Verb
-
retirer Verb (retire, retires, retirons, retirez, retirent, retirais, retirait, retirions, retiriez, retiraient, retirai, retiras, retira, retirâmes, retirâtes, retirèrent, retirerai, retireras, retirera, retirerons, retirerez, retireront)
-
enlever Verb (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, enlèvent, enlevais, enlevait, enlevions, enleviez, enlevaient, enlevai, enlevas, enleva, enlevâmes, enlevâtes, enlevèrent, enlèverai, enlèveras, enlèvera, enlèverons, enlèverez, enlèveront)
-
voler Verb (vole, voles, volons, volez, volent, volais, volait, volions, voliez, volaient, volai, volas, vola, volâmes, volâtes, volèrent, volerai, voleras, volera, volerons, volerez, voleront)
-
ne pas suffire à Verb
-
priver Verb (prive, prives, privons, privez, privent, privais, privait, privions, priviez, privaient, privai, privas, priva, privâmes, privâtes, privèrent, priverai, priveras, privera, priverons, priverez, priveront)
-
dérober Verb (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, dérobent, dérobais, dérobait, dérobions, dérobiez, dérobaient, dérobai, dérobas, déroba, dérobâmes, dérobâtes, dérobèrent, déroberai, déroberas, dérobera, déroberons, déroberez, déroberont)
-
prendre Verb (prends, prend, prenons, prenez, prennent, prenais, prenait, prenions, preniez, prenaient, pris, prit, prîmes, prîtes, prirent, prendrai, prendras, prendra, prendrons, prendrez, prendront)
-
subtiliser Verb (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, subtilisent, subtilisais, subtilisait, subtilisions, subtilisiez, subtilisaient, subtilisai, subtilisas, subtilisa, subtilisâmes, subtilisâtes, subtilisèrent, subtiliserai, subtiliseras, subtilisera, subtiliserons, subtiliserez, subtiliseront)
-
Konjugationen für te kort doen:
o.t.t.
- doe te kort
- doet te kort
- doet te kort
- doen te kort
- doen te kort
- doen te kort
o.v.t.
- deed te kort
- deed te kort
- deed te kort
- deden te kort
- deden te kort
- deden te kort
v.t.t.
- heb te kort gedaan
- hebt te kort gedaan
- heeft te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
- hebben te kort gedaan
v.v.t.
- had te kort gedaan
- had te kort gedaan
- had te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
- hadden te kort gedaan
o.t.t.t.
- zal te kort doen
- zult te kort doen
- zal te kort doen
- zullen te kort doen
- zullen te kort doen
- zullen te kort doen
o.v.t.t.
- zou te kort doen
- zou te kort doen
- zou te kort doen
- zouden te kort doen
- zouden te kort doen
- zouden te kort doen
en verder
- ben te kort gedaan
- bent te kort gedaan
- is te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
- zijn te kort gedaan
diversen
- doe te kort!
- doet te kort!
- te kort gedaan
- te kort doend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze