Niederländisch
Detailübersetzungen für stuntelen (Niederländisch) ins Französisch
stuntelen:
-
stuntelen (klungelen; knoeien; klunzen; prutsen)
tripoter; niaiser; bricoler maladroitement; bousiller; gâcher-
tripoter Verb (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, tripotent, tripotais, tripotait, tripotions, tripotiez, tripotaient, tripotai, tripotas, tripota, tripotâmes, tripotâtes, tripotèrent, tripoterai, tripoteras, tripotera, tripoterons, tripoterez, tripoteront)
-
niaiser Verb
-
bousiller Verb (bousille, bousilles, bousillons, bousillez, bousillent, bousillais, bousillait, bousillions, bousilliez, bousillaient, bousillai, bousillas, bousilla, bousillâmes, bousillâtes, bousillèrent, bousillerai, bousilleras, bousillera, bousillerons, bousillerez, bousilleront)
-
gâcher Verb (gâche, gâches, gâchons, gâchez, gâchent, gâchais, gâchait, gâchions, gâchiez, gâchaient, gâchai, gâchas, gâcha, gâchâmes, gâchâtes, gâchèrent, gâcherai, gâcheras, gâchera, gâcherons, gâcherez, gâcheront)
-
Konjugationen für stuntelen:
o.t.t.
- stuntel
- stuntelt
- stuntelt
- stuntelen
- stuntelen
- stuntelen
o.v.t.
- stuntelde
- stuntelde
- stuntelde
- stuntelden
- stuntelden
- stuntelden
v.t.t.
- heb gestunteld
- hebt gestunteld
- heeft gestunteld
- hebben gestunteld
- hebben gestunteld
- hebben gestunteld
v.v.t.
- had gestunteld
- had gestunteld
- had gestunteld
- hadden gestunteld
- hadden gestunteld
- hadden gestunteld
o.t.t.t.
- zal stuntelen
- zult stuntelen
- zal stuntelen
- zullen stuntelen
- zullen stuntelen
- zullen stuntelen
o.v.t.t.
- zou stuntelen
- zou stuntelen
- zou stuntelen
- zouden stuntelen
- zouden stuntelen
- zouden stuntelen
en verder
- ben gestunteld
- bent gestunteld
- is gestunteld
- zijn gestunteld
- zijn gestunteld
- zijn gestunteld
diversen
- stuntel!
- stuntelt!
- gestunteld
- stuntelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze