Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- struikelen:
-
Wiktionary:
- struikelen → trébucher, chanceler
- struikelen → trébucher, enfarger, se prendre les pieds
Niederländisch
Detailübersetzungen für struikelen (Niederländisch) ins Französisch
struikelen:
-
struikelen
trébucher; faire un faux pas; buter-
trébucher Verb (trébuche, trébuches, trébuchons, trébuchez, trébuchent, trébuchais, trébuchait, trébuchions, trébuchiez, trébuchaient, trébuchai, trébuchas, trébucha, trébuchâmes, trébuchâtes, trébuchèrent, trébucherai, trébucheras, trébuchera, trébucherons, trébucherez, trébucheront)
-
faire un faux pas Verb
-
buter Verb (bute, butes, butons, butez, butent, butais, butait, butions, butiez, butaient, butai, butas, buta, butâmes, butâtes, butèrent, buterai, buteras, butera, buterons, buterez, buteront)
-
Konjugationen für struikelen:
o.t.t.
- struikel
- struikelt
- struikelt
- struikelen
- struikelen
- struikelen
o.v.t.
- struikelde
- struikelde
- struikelde
- struikelden
- struikelden
- struikelden
v.t.t.
- ben gestruikeld
- bent gestruikeld
- is gestruikeld
- zijn gestruikeld
- zijn gestruikeld
- zijn gestruikeld
v.v.t.
- was gestruikeld
- was gestruikeld
- was gestruikeld
- waren gestruikeld
- waren gestruikeld
- waren gestruikeld
o.t.t.t.
- zal struikelen
- zult struikelen
- zal struikelen
- zullen struikelen
- zullen struikelen
- zullen struikelen
o.v.t.t.
- zou struikelen
- zou struikelen
- zou struikelen
- zouden struikelen
- zouden struikelen
- zouden struikelen
diversen
- struikel!
- struikelt!
- gestruikeld
- struikelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für struikelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
buter | struikelen | |
faire un faux pas | struikelen | |
trébucher | struikelen | onderuitgaan; op zijn bek gaan; slippen; ten val komen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; vallen; wegschieten |
Verwandte Definitionen für "struikelen":
Wiktionary Übersetzungen für struikelen:
struikelen
Cross Translation:
verb
struikelen
-
het evenwicht verliezen doordat men met de voet verstrikt raakt
- struikelen → trébucher
verb
-
Être peu ferme sur ses pieds
-
Faire un faux pas.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• struikelen | → trébucher | ↔ stumble — to trip or fall |
• struikelen | → trébucher; enfarger; se prendre les pieds | ↔ trip — fall over or stumble over an object |