Niederländisch
Detailübersetzungen für schroef open (Niederländisch) ins Französisch
openschroeven:
-
openschroeven
défaire; dévisser-
défaire Verb (défais, défait, défaisons, défaites, défont, défaisais, défaisait, défaisions, défaisiez, défaisaient, défis, défit, défîmes, défîtes, défirent, déferai, déferas, défera, déferons, déferez, déferont)
-
dévisser Verb (dévisse, dévisses, dévissons, dévissez, dévissent, dévissais, dévissait, dévissions, dévissiez, dévissaient, dévissai, dévissas, dévissa, dévissâmes, dévissâtes, dévissèrent, dévisserai, dévisseras, dévissera, dévisserons, dévisserez, dévisseront)
-
Konjugationen für openschroeven:
o.t.t.
- schroef open
- schroeft open
- schroeft open
- schroeven open
- schroeven open
- schroeven open
o.v.t.
- schroefde open
- schroefde open
- schroefde open
- schroefden open
- schroefden open
- schroefden open
v.t.t.
- heb opengeschroefd
- hebt opengeschroefd
- heeft opengeschroefd
- hebben opengeschroefd
- hebben opengeschroefd
- hebben opengeschroefd
v.v.t.
- had opengeschroefd
- had opengeschroefd
- had opengeschroefd
- hadden opengeschroefd
- hadden opengeschroefd
- hadden opengeschroefd
o.t.t.t.
- zal openschroeven
- zult openschroeven
- zal openschroeven
- zullen openschroeven
- zullen openschroeven
- zullen openschroeven
o.v.t.t.
- zou openschroeven
- zou openschroeven
- zou openschroeven
- zouden openschroeven
- zouden openschroeven
- zouden openschroeven
en verder
- is opengeschroefd
- zijn opengeschroefd
diversen
- schroef open!
- schroeft open!
- opengeschroefd
- openschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für openschroeven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
défaire | openschroeven | afbreken; afhaken; afkoppelen; afvallen; afzeggen; afzien van; breken; desintegreren; detacheren; eruitstappen; gaan; heengaan; losknopen; loskrijgen; losmaken; lostornen; loswerken; neerhalen; omverhalen; ontknopen; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; scheiden; slopen; stoppen; tornen; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; uithalen; uittrekken; vertrekken; weggaan |
dévisser | openschroeven | afhaken; afschroeven; afvallen; afzeggen; afzien van; detacheren; eruitstappen; losdraaien; loskrijgen; losmaken; losschroeven; lostornen; ontsluiten; opendraaien; openen; opgeven; ophouden; stoppen; tewerkstellen; tornen; uithalen; uittrekken; uitzenden |