Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. overboeken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overboeken (Niederländisch) ins Französisch

overboeken:

overboeken Verb (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)

  1. overboeken (geld overmaken; overschrijven; overzenden)
    verser; envoyer; virer; transcrire; expédier; transférer de l'argent
    • verser Verb (verse, verses, versons, versez, )
    • envoyer Verb (envoie, envoies, envoyons, envoyez, )
    • virer Verb (vire, vires, virons, virez, )
    • transcrire Verb (transcris, transcrit, transcrivons, transcrivez, )
    • expédier Verb (expédie, expédies, expédions, expédiez, )

Konjugationen für overboeken:

o.t.t.
  1. overboek
  2. overboekt
  3. overboekt
  4. overboeken
  5. overboeken
  6. overboeken
o.v.t.
  1. overboekte
  2. overboekte
  3. overboekte
  4. overboekten
  5. overboekten
  6. overboekten
v.t.t.
  1. heb overboekt
  2. hebt overboekt
  3. heeft overboekt
  4. hebben overboekt
  5. hebben overboekt
  6. hebben overboekt
v.v.t.
  1. had overboekt
  2. had overboekt
  3. had overboekt
  4. hadden overboekt
  5. hadden overboekt
  6. hadden overboekt
o.t.t.t.
  1. zal overboeken
  2. zult overboeken
  3. zal overboeken
  4. zullen overboeken
  5. zullen overboeken
  6. zullen overboeken
o.v.t.t.
  1. zou overboeken
  2. zou overboeken
  3. zou overboeken
  4. zouden overboeken
  5. zouden overboeken
  6. zouden overboeken
en verder
  1. ben overboekt
  2. bent overboekt
  3. is overboekt
  4. zijn overboekt
  5. zijn overboekt
  6. zijn overboekt
diversen
  1. overboek!
  2. overboekt!
  3. overboekt
  4. overboekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overboeken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
envoyer geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden aanvangen; beginnen; insturen; introduceren; inzenden; kennis laten maken; opsturen; posten; rondsturen; starten; sturen; toesturen; toezenden; van start gaan; versturen; verwijzen naar; verzenden; voorstellen; wegsturen; wegzenden; zenden
expédier geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden afmarcheren; laten inrukken; opsturen; posten; sturen; toezenden; versturen; verwijzen naar; verzenden; wegsturen; wegzenden; zenden
transcrire geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden deponeren; storten; uitschrijven
transférer de l'argent geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden
verser geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden bijstorten; binnen gieten; cadeau doen; cadeau geven; deponeren; distribueren; doneren; geven; gieten; gieten op; iemand iets toedienen; ingeven; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leegmaken; op rekening storten; opdrinken; opgieten; overgieten; overschenken; overstorten; ronddelen; schenken; storten; uitdrinken; uitgieten; uitkeren; uitreiken; uitschenken; uitstorten; verdelen; vergieten; verstrekken
virer geld overmaken; overboeken; overschrijven; overzenden deponeren; draaien; gijpen; gireren; heen en weer zwaaien; keren; omslaan van het zeil voor de wind; per postgiro betalen; slingeren; storten; wenden; zwaaien; zwenken