Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. openscheuren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für openscheuren (Niederländisch) ins Französisch

openscheuren:

openscheuren Verb (scheur open, scheurt open, scheurde open, scheurden open, opengescheurd)

  1. openscheuren (losscheuren; openrijten; rijten)
    déchirer; fendre; fêler
    • déchirer Verb (déchire, déchires, déchirons, déchirez, )
    • fendre Verb (fends, fend, fendons, fendez, )
    • fêler Verb (fêle, fêles, fêlons, fêlez, )

Konjugationen für openscheuren:

o.t.t.
  1. scheur open
  2. scheurt open
  3. scheurt open
  4. scheuren open
  5. scheuren open
  6. scheuren open
o.v.t.
  1. scheurde open
  2. scheurde open
  3. scheurde open
  4. scheurden open
  5. scheurden open
  6. scheurden open
v.t.t.
  1. heb opengescheurd
  2. hebt opengescheurd
  3. heeft opengescheurd
  4. hebben opengescheurd
  5. hebben opengescheurd
  6. hebben opengescheurd
v.v.t.
  1. had opengescheurd
  2. had opengescheurd
  3. had opengescheurd
  4. hadden opengescheurd
  5. hadden opengescheurd
  6. hadden opengescheurd
o.t.t.t.
  1. zal openscheuren
  2. zult openscheuren
  3. zal openscheuren
  4. zullen openscheuren
  5. zullen openscheuren
  6. zullen openscheuren
o.v.t.t.
  1. zou openscheuren
  2. zou openscheuren
  3. zou openscheuren
  4. zouden openscheuren
  5. zouden openscheuren
  6. zouden openscheuren
en verder
  1. ben opengescheurd
  2. bent opengescheurd
  3. is opengescheurd
  4. zijn opengescheurd
  5. zijn opengescheurd
  6. zijn opengescheurd
diversen
  1. scheur open!
  2. scheurt open!
  3. opengescheurd
  4. openscheurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für openscheuren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fendre afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
déchirer losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; afbreken; afrukken; afscheuren; breken; ergens uitscheuren; inscheuren; kapot scheuren; kapottrekken; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omverhalen; scheuren; slopen; stuk scheuren; stuktrekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren
fendre losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; barsten; delen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorsnijden; in tweeën houwen; inscheuren; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; opdelen; opsplitsen; ploffen; scheuren; splijten; splitsen; springen; uit elkaar rukken; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uit elkaar trekken; uiteensplijten; uiteentrekken; verscheuren
fêler losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; een krakend geluid maken; inscheuren; kraken; scheuren; verscheuren

Computerübersetzung von Drittern: