Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. ontgonnen:
  2. ontginnen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontgonnen (Niederländisch) ins Französisch

ontgonnen:


ontgonnen form of ontginnen:

ontginnen Verb (ontgin, ontgint, ontgon, ontgonnen, ontgonnen)

  1. ontginnen (bouwklaar maken)
    débroussailler; défricher
    • défricher Verb (défriche, défriches, défrichons, défrichez, )
  2. ontginnen (geschikt maken voor bebouwing)
    défricher; débrousailler
    • défricher Verb (défriche, défriches, défrichons, défrichez, )
  3. ontginnen (voor landbouw klaar maken)
    exploiter; défricher
    • exploiter Verb (exploite, exploites, exploitons, exploitez, )
    • défricher Verb (défriche, défriches, défrichons, défrichez, )

Konjugationen für ontginnen:

o.t.t.
  1. ontgin
  2. ontgint
  3. ontgint
  4. ontginnen
  5. ontginnen
  6. ontginnen
o.v.t.
  1. ontgon
  2. ontgon
  3. ontgon
  4. ontgonnen
  5. ontgonnen
  6. ontgonnen
v.t.t.
  1. heb ontgonnen
  2. hebt ontgonnen
  3. heeft ontgonnen
  4. hebben ontgonnen
  5. hebben ontgonnen
  6. hebben ontgonnen
v.v.t.
  1. had ontgonnen
  2. had ontgonnen
  3. had ontgonnen
  4. hadden ontgonnen
  5. hadden ontgonnen
  6. hadden ontgonnen
o.t.t.t.
  1. zal ontginnen
  2. zult ontginnen
  3. zal ontginnen
  4. zullen ontginnen
  5. zullen ontginnen
  6. zullen ontginnen
o.v.t.t.
  1. zou ontginnen
  2. zou ontginnen
  3. zou ontginnen
  4. zouden ontginnen
  5. zouden ontginnen
  6. zouden ontginnen
en verder
  1. is ontgonnen
  2. zijn ontgonnen
diversen
  1. ontgin!
  2. ontgint!
  3. ontgonnen
  4. ontginnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontginnen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
débrousailler geschikt maken voor bebouwing; ontginnen
débroussailler bouwklaar maken; ontginnen
défricher bouwklaar maken; geschikt maken voor bebouwing; ontginnen; voor landbouw klaar maken
exploiter ontginnen; voor landbouw klaar maken beroven; exploiteren; leeghalen; munt uitslaan; ontdoen; plunderen; profiteren; uitbuiten; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen; voordeel trekken; woekeren