Niederländisch
Detailübersetzungen für ongeregeldheid (Niederländisch) ins Französisch
ongeregeldheid:
-
de ongeregeldheid
Übersetzung Matrix für ongeregeldheid:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anomalie | ongeregeldheid | afwijking; fraude; gebrek; handicap; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; zwendel |
désordre | ongeregeldheid | anarchie; bende; chaos; doolhof; fraude; heksenketel; keet; knoeiboel; labyrint; malversatie; onenigheid; onmin; onregelmatigheden; ontvreemding; onvrede; opstootje; ordeloosheid; ordeverstoring; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rel; rommel; rotzooi; soepzootje; stoornis; troep; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verstoring; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warnet; warwinkel; zooi; zooitje; zootje; zwendel |
irrégularité | ongeregeldheid | fraude; het onregelmatig-zijn; malversatie; onregelmatigheden; onregelmatigheid; ontvreemding; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; zwendel |
Verwandte Wörter für "ongeregeldheid":
ongeregeldheid form of ongeregeld:
-
ongeregeld (slordig; rommelig; onordelijk; wanordelijk; ordeloos)
-
ongeregeld
Übersetzung Matrix für ongeregeld:
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
confus | ongeregeld; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; wanordelijk | bedremmeld; complex; door elkaar heen; gecompliceerd; gedempt; geestelijk verward; halfluid; in de war; ingewikkeld; ondersteboven; onduidelijk; onthutst; verward; warrig; wollig |
déréglé | ongeregeld | bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; regelloos; vrij |
désordonné | ongeregeld; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; wanordelijk | chaotisch; door elkaar; dooreen; ongeordend; ongeorganiseerd; ongesystematiseerd; onopgeruimd; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; wanordelijk |
en désordre | ongeregeld; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; wanordelijk | chaotisch; door elkaar; dooreen; doorelkaar; in de war; onopgeruimd; onordelijk; ordeloos; overhoop; rommelig; slordig; wanordelijk |