Niederländisch
Detailübersetzungen für omwoelen (Niederländisch) ins Französisch
omwoelen:
-
omwoelen
bousculer; harceler; presser; talonner-
bousculer Verb (bouscule, bouscules, bousculons, bousculez, bousculent, bousculais, bousculait, bousculions, bousculiez, bousculaient, bousculai, bousculas, bouscula, bousculâmes, bousculâtes, bousculèrent, bousculerai, bousculeras, bousculera, bousculerons, bousculerez, bousculeront)
-
harceler Verb (harcelle, harcelles, harcelons, harcelez, harcellent, harcelais, harcelait, harcelions, harceliez, harcelaient, harcelai, harcelas, harcela, harcelâmes, harcelâtes, harcelèrent, harcellerai, harcelleras, harcellera, harcellerons, harcellerez, harcelleront)
-
presser Verb (presse, presses, pressons, pressez, pressent, pressais, pressait, pressions, pressiez, pressaient, pressai, pressas, pressa, pressâmes, pressâtes, pressèrent, presserai, presseras, pressera, presserons, presserez, presseront)
-
talonner Verb (talonne, talonnes, talonnons, talonnez, talonnent, talonnais, talonnait, talonnions, talonniez, talonnaient, talonnai, talonnas, talonna, talonnâmes, talonnâtes, talonnèrent, talonnerai, talonneras, talonnera, talonnerons, talonnerez, talonneront)
-
Konjugationen für omwoelen:
o.t.t.
- woel om
- woelt om
- woelt om
- woelen om
- wooelen om
- woelen om
o.v.t.
- woelde om
- woelde om
- woelde om
- woelden om
- woelden om
- woelden om
v.t.t.
- heb omgewoeld
- hebt omgewoeld
- heeft omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
- hebben omgewoeld
v.v.t.
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- had omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
- hadden omgewoeld
o.t.t.t.
- zal omwoelen
- zult omwoelen
- zal omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
- zullen omwoelen
o.v.t.t.
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zou omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
- zouden omwoelen
diversen
- woel om!
- woelt om!
- omgewoeld
- omwoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für omwoelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bousculer | omwoelen | afduwen; dringen; duwen; omduwen; omstoten; omverlopen; omverslaan; omverstoten; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven |
harceler | omwoelen | jennen; lastigvallen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; zieken |
presser | omwoelen | aandringen; aandrukken; aanhouden; aanjagen; aanpoten; aansporen; aanzetten; accelereren; bespoedigen; comprimeren; dichtknijpen; drukken; haast maken; haasten; ijlen; inpersen; jachten; jagen; jakkeren; klemmen; knellen; leegknijpen; omklemmen; op iets aandringen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opjutten; oppersen; overhaasten; persen; porren; reppen; samendrukken; samenpersen; spoeden; strak zitten; tot spoed aanzetten; uitdrukken; uitknijpen; uitpersen; vastdrukken; vastknijpen; verhaasten; versnellen; voortjagen; voortmaken; zich spoeden |
talonner | omwoelen |