Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. investeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für investeren (Niederländisch) ins Französisch

investeren:

investeren Verb (investeer, investeert, investeerde, investeerden, geïnvesteerd)

  1. investeren (beleggen)
    investir; placer
    • investir Verb (investis, investit, investissons, investissez, )
    • placer Verb (place, places, plaçons, placez, )

Konjugationen für investeren:

o.t.t.
  1. investeer
  2. investeert
  3. investeert
  4. investeren
  5. investeren
  6. investeren
o.v.t.
  1. investeerde
  2. investeerde
  3. investeerde
  4. investeerden
  5. investeerden
  6. investeerden
v.t.t.
  1. heb geïnvesteerd
  2. hebt geïnvesteerd
  3. heeft geïnvesteerd
  4. hebben geïnvesteerd
  5. hebben geïnvesteerd
  6. hebben geïnvesteerd
v.v.t.
  1. had geïnvesteerd
  2. had geïnvesteerd
  3. had geïnvesteerd
  4. hadden geïnvesteerd
  5. hadden geïnvesteerd
  6. hadden geïnvesteerd
o.t.t.t.
  1. zal investeren
  2. zult investeren
  3. zal investeren
  4. zullen investeren
  5. zullen investeren
  6. zullen investeren
o.v.t.t.
  1. zou investeren
  2. zou investeren
  3. zou investeren
  4. zouden investeren
  5. zouden investeren
  6. zouden investeren
en verder
  1. is geïnvesteerd
diversen
  1. investeer!
  2. investeert!
  3. geïnvesteerd
  4. investerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für investeren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
investir beleggen; investeren
placer beleggen; investeren aardappelen poten; bewaren; bijzetten; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opslaan; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; poten; stationeren; wegleggen; zetten

Wiktionary Übersetzungen für investeren:

investeren
verb
  1. (overgankelijk)