Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für insnijden (Niederländisch) ins Französisch
insnijden:
-
insnijden (inkerven; groeven)
inciser; graver-
inciser Verb (incise, incises, incisons, incisez, incisent, incisais, incisait, incisions, incisiez, incisaient, incisai, incisas, incisa, incisâmes, incisâtes, incisèrent, inciserai, inciseras, incisera, inciserons, inciserez, inciseront)
-
graver Verb (grave, graves, gravons, gravez, gravent, gravais, gravait, gravions, graviez, gravaient, gravai, gravas, grava, gravâmes, gravâtes, gravèrent, graverai, graveras, gravera, graverons, graverez, graveront)
-
-
insnijden (creneleren)
encocher; tailler; graver; entailler; inciser-
encocher Verb (encoche, encoches, encochons, encochez, encochent, encochais, encochait, encochions, encochiez, encochaient, encochai, encochas, encocha, encochâmes, encochâtes, encochèrent, encocherai, encocheras, encochera, encocherons, encocherez, encocheront)
-
tailler Verb (taille, tailles, taillons, taillez, taillent, taillais, taillait, taillions, tailliez, taillaient, taillai, taillas, tailla, taillâmes, taillâtes, taillèrent, taillerai, tailleras, taillera, taillerons, taillerez, tailleront)
-
graver Verb (grave, graves, gravons, gravez, gravent, gravais, gravait, gravions, graviez, gravaient, gravai, gravas, grava, gravâmes, gravâtes, gravèrent, graverai, graveras, gravera, graverons, graverez, graveront)
-
entailler Verb (entaille, entailles, entaillons, entaillez, entaillent, entaillais, entaillait, entaillions, entailliez, entaillaient, entaillai, entaillas, entailla, entaillâmes, entaillâtes, entaillèrent, entaillerai, entailleras, entaillera, entaillerons, entaillerez, entailleront)
-
inciser Verb (incise, incises, incisons, incisez, incisent, incisais, incisait, incisions, incisiez, incisaient, incisai, incisas, incisa, incisâmes, incisâtes, incisèrent, inciserai, inciseras, incisera, inciserons, inciserez, inciseront)
-
Konjugationen für insnijden:
o.t.t.
- snij in
- snijdt in
- snijdt in
- snijden in
- snijden in
- snijden in
o.v.t.
- sneed in
- sneed in
- sneed in
- sneden in
- sneden in
- sneden in
v.t.t.
- heb ingesneden
- hebt ingesneden
- heeft ingesneden
- hebben ingesneden
- hebben ingesneden
- hebben ingesneden
v.v.t.
- had ingesneden
- had ingesneden
- had ingesneden
- hadden ingesneden
- hadden ingesneden
- hadden ingesneden
o.t.t.t.
- zal insnijden
- zult insnijden
- zal insnijden
- zullen insnijden
- zullen insnijden
- zullen insnijden
o.v.t.t.
- zou insnijden
- zou insnijden
- zou insnijden
- zouden insnijden
- zouden insnijden
- zouden insnijden
en verder
- ben ingesneden
- bent ingesneden
- is ingesneden
- zijn ingesneden
- zijn ingesneden
- zijn ingesneden
diversen
- snij in!
- snijdt in!
- ingesneden
- insnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze