Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- in elkaar zetten:
-
Wiktionary:
- in elkaar zetten → assembler, rassembler
Niederländisch
Detailübersetzungen für in elkaar zetten (Niederländisch) ins Französisch
in elkaar zetten:
-
in elkaar zetten (assembleren; monteren)
monter; assembler-
monter Verb (monte, montes, montons, montez, montent, montais, montait, montions, montiez, montaient, montai, montas, monta, montâmes, montâtes, montèrent, monterai, monteras, montera, monterons, monterez, monteront)
-
assembler Verb (assemble, assembles, assemblons, assemblez, assemblent, assemblais, assemblait, assemblions, assembliez, assemblaient, assemblai, assemblas, assembla, assemblâmes, assemblâtes, assemblèrent, assemblerai, assembleras, assemblera, assemblerons, assemblerez, assembleront)
-
Konjugationen für in elkaar zetten:
o.t.t.
- zet in elkaar
- zet in elkaar
- zet in elkaar
- zetten in elkaar
- zetten in elkaar
- zetten in elkaar
o.v.t.
- zette in elkaar
- zette in elkaar
- zette in elkaar
- zetten in elkaar
- zetten in elkaar
- zetten in elkaar
v.t.t.
- heb in elkaar gezet
- hebt in elkaar gezet
- heeft in elkaar gezet
- hebben in elkaar gezet
- hebben in elkaar gezet
- hebben in elkaar gezet
v.v.t.
- had in elkaar gezet
- had in elkaar gezet
- had in elkaar gezet
- hadden in elkaar gezet
- hadden in elkaar gezet
- hadden in elkaar gezet
o.t.t.t.
- zal in elkaar zetten
- zult in elkaar zetten
- zal in elkaar zetten
- zullen in elkaar zetten
- zullen in elkaar zetten
- zullen in elkaar zetten
o.v.t.t.
- zou in elkaar zetten
- zou in elkaar zetten
- zou in elkaar zetten
- zouden in elkaar zetten
- zouden in elkaar zetten
- zouden in elkaar zetten
en verder
- is in elkaar gezet
- zijn in elkaar gezet
diversen
- zet in elkaar!
- zet in elkaar!
- in elkaar gezet
- in elkaar zettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für in elkaar zetten:
Wiktionary Übersetzungen für in elkaar zetten:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• in elkaar zetten | → assembler; rassembler | ↔ assemble — to put together |