Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. gekruist:
  2. kruisen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gekruist (Niederländisch) ins Französisch

gekruist:

gekruist Adjektiv

  1. gekruist
  2. gekruist
    croisé

Übersetzung Matrix für gekruist:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
croisé kruisvaarder; pelgrim
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
croisé gekruist
pourvu d'une croix gekruist

kruisen:

kruisen Verb (kruis, kruist, kruiste, kruisten, gekruist)

  1. kruisen (een kruis slaan)
    contrecarrer; faire le signe de la croix
    • contrecarrer Verb (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
  2. kruisen (tegen de wind in varen; laveren)
    barrer; contrecarrer; louvoyer; aller à l'encontre de
    • barrer Verb (barre, barres, barrons, barrez, )
    • contrecarrer Verb (contrecarre, contrecarres, contrecarrons, contrecarrez, )
    • louvoyer Verb (louvoie, louvoies, louvoyons, louvoyez, )

Konjugationen für kruisen:

o.t.t.
  1. kruis
  2. kruist
  3. kruist
  4. kruisen
  5. kruisen
  6. kruisen
o.v.t.
  1. kruiste
  2. kruiste
  3. kruiste
  4. kruisten
  5. kruisten
  6. kruisten
v.t.t.
  1. heb gekruist
  2. hebt gekruist
  3. heeft gekruist
  4. hebben gekruist
  5. hebben gekruist
  6. hebben gekruist
v.v.t.
  1. had gekruist
  2. had gekruist
  3. had gekruist
  4. hadden gekruist
  5. hadden gekruist
  6. hadden gekruist
o.t.t.t.
  1. zal kruisen
  2. zult kruisen
  3. zal kruisen
  4. zullen kruisen
  5. zullen kruisen
  6. zullen kruisen
o.v.t.t.
  1. zou kruisen
  2. zou kruisen
  3. zou kruisen
  4. zouden kruisen
  5. zouden kruisen
  6. zouden kruisen
en verder
  1. ben gekruist
  2. bent gekruist
  3. is gekruist
  4. zijn gekruist
  5. zijn gekruist
  6. zijn gekruist
diversen
  1. kruis!
  2. kruist!
  3. gekruist
  4. kruisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kruisen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aller à l'encontre de kruisen; laveren; tegen de wind in varen druisen; druist in tegen
barrer kruisen; laveren; tegen de wind in varen afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; barricaderen; begrenzen; beperken; blokkeren; doorstrepen; dwarsbomen; dwarsliggen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; naar einde toewerken; omlijnen; stremmen; tegenwerken; versperren
contrecarrer een kruis slaan; kruisen; laveren; tegen de wind in varen afhouden; beletten; beperken; dwarsbomen; dwarsliggen; ervanaf houden; hinderen; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; weerhouden; weerstreven
faire le signe de la croix een kruis slaan; kruisen
louvoyer kruisen; laveren; tegen de wind in varen laveren; opkruisen; oplaveren; schipperen

Verwandte Wörter für "kruisen":


Wiktionary Übersetzungen für kruisen:

kruisen
verb
  1. couvrir une chienne d’une race différente de la sienne, en parlant d’un chien.

Cross Translation:
FromToVia
kruisen croiser cross — travel in a direction or path that will intersect with that another
kruisen croiser kreuzenBiologie: Tiere oder Pflanzen verschiedener Art, Rasse, Gattung oder Sorte zur Paarung bzw. geschlechtlichen Vereinigung bringen