Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. karren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gekard (Niederländisch) ins Französisch

gekard form of karren:

karren Verb (kar, kart, karde, karden, gekard)

  1. karren (kruien)
    brouetter; transporter dans une brouettte
    • brouetter Verb (brouette, brouettes, brouettons, brouettez, )
  2. karren (rijden)
    conduire; diriger; piloter
    • conduire Verb (conduis, conduit, conduisons, conduisez, )
    • diriger Verb (dirige, diriges, dirigeons, dirigez, )
    • piloter Verb (pilote, pilotes, pilotons, pilotez, )

Konjugationen für karren:

o.t.t.
  1. kar
  2. kart
  3. kart
  4. karren
  5. karren
  6. karren
o.v.t.
  1. karde
  2. karde
  3. karde
  4. karden
  5. karden
  6. karden
v.t.t.
  1. heb gekard
  2. hebt gekard
  3. heeft gekard
  4. hebben gekard
  5. hebben gekard
  6. hebben gekard
v.v.t.
  1. had gekard
  2. had gekard
  3. had gekard
  4. hadden gekard
  5. hadden gekard
  6. hadden gekard
o.t.t.t.
  1. zal karren
  2. zult karren
  3. zal karren
  4. zullen karren
  5. zullen karren
  6. zullen karren
o.v.t.t.
  1. zou karren
  2. zou karren
  3. zou karren
  4. zouden karren
  5. zouden karren
  6. zouden karren
en verder
  1. is gekard
diversen
  1. kar!
  2. kart!
  3. gekard
  4. karrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für karren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
brouetter karren; kruien
conduire karren; rijden aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; besturen; chaperonneren; escorteren; geleiden; leiden; leiding geven; managen; meegaan; meelopen; meevoeren; rondleiden; sturen; vergezellen; voeren; volgen; voorzitten; wegbrengen; zenden
diriger karren; rijden aansturen; aanvoeren; administreren; begeleiden; beheren; besturen; bevel voeren over; bevelen; commanderen; decreteren; erdoor loodsen; gebieden; gelasten; gezaghebben; heersen; leiden; leiding geven; leidinggeven; macht uitoefenen; managen; meevoeren; opdragen; overheersen; regeren; verordenen; voeren; voorzitten
piloter karren; rijden aanvoeren; bevel voeren over; binnenleiden; binnenloodsen; commanderen; leiden; leidinggeven; navigeren; vliegtuig besturen
transporter dans une brouettte karren; kruien

Verwandte Wörter für "karren":


Wiktionary Übersetzungen für karren: