Niederländisch
Detailübersetzungen für frankerend (Niederländisch) ins Französisch
frankeren:
-
frankeren (beporten)
affranchir; timbrer-
affranchir Verb (affranchis, affranchit, affranchissons, affranchissez, affranchissent, affranchissais, affranchissait, affranchissions, affranchissiez, affranchissaient, affranchîmes, affranchîtes, affranchirent, affranchirai, affranchiras, affranchira, affranchirons, affranchirez, affranchiront)
-
timbrer Verb (timbre, timbres, timbrons, timbrez, timbrent, timbrais, timbrait, timbrions, timbriez, timbraient, timbrai, timbras, timbra, timbrâmes, timbrâtes, timbrèrent, timbrerai, timbreras, timbrera, timbrerons, timbrerez, timbreront)
-
Konjugationen für frankeren:
o.t.t.
- frankeer
- frankeert
- frankeert
- frankeren
- frankeren
- frankeren
o.v.t.
- frankeerde
- frankeerde
- frankeerde
- frankeerden
- frankeerden
- frankeerden
v.t.t.
- heb gefrankeerd
- hebt gefrankeerd
- heeft gefrankeerd
- hebben gefrankeerd
- hebben gefrankeerd
- hebben gefrankeerd
v.v.t.
- had gefrankeerd
- had gefrankeerd
- had gefrankeerd
- hadden gefrankeerd
- hadden gefrankeerd
- hadden gefrankeerd
o.t.t.t.
- zal frankeren
- zult frankeren
- zal frankeren
- zullen frankeren
- zullen frankeren
- zullen frankeren
o.v.t.t.
- zou frankeren
- zou frankeren
- zou frankeren
- zouden frankeren
- zouden frankeren
- zouden frankeren
en verder
- is gefrankeerd
- zijn gefrankeerd
diversen
- frankeer!
- frankeert!
- gefrankeerd
- frankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für frankeren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
affranchir | beporten; frankeren | banen; bevrijden; emanciperen; in vrijheid stellen; loslaten; losmaken; van de boeien ontdoen; verlossen; vrijlaten; vrijmaken; vrijvechten |
timbrer | beporten; frankeren | afstempelen; bevestigen; ergens aan bevestigen; keurmerken; stempel opdrukken; stempel zetten; stempelen; vastmaken; vastzetten |
Wiktionary Übersetzungen für frankeren:
frankeren
verb
-
Rendre libre