Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. ergens uitscheuren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ergens uitscheuren (Niederländisch) ins Französisch

ergens uitscheuren:

ergens uitscheuren Verb

  1. ergens uitscheuren
    arracher; démonter; détruire; déchirer; dévorer; raser; démolir; se déchirer
    • arracher Verb (arrache, arraches, arrachons, arrachez, )
    • démonter Verb (démonte, démontes, démontons, démontez, )
    • détruire Verb (détruis, détruit, détruisons, détruisez, )
    • déchirer Verb (déchire, déchires, déchirons, déchirez, )
    • dévorer Verb (dévore, dévores, dévorons, dévorez, )
    • raser Verb (rase, rases, rasons, rasez, )
    • démolir Verb (démolis, démolit, démolissons, démolissez, )

Übersetzung Matrix für ergens uitscheuren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arracher ergens uitscheuren aan flarden scheuren; afbreken; afklemmen; afknellen; afknijpen; afplukken; afrukken; afscheuren; breken; gappen; iem. afdwingen; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omblazen; omverhalen; omverrukken; omverwaaien; omwaaien; ontlokken; ontrukken; onttrekken; plukken; rooien; rukken; slopen; snaaien; stelen; stuk scheuren; trekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren; weggraaien; wegpikken; wegrukken
déchirer ergens uitscheuren aan flarden scheuren; afbreken; afrukken; afscheuren; breken; inscheuren; kapot scheuren; kapottrekken; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omverhalen; openrijten; openscheuren; rijten; scheuren; slopen; stuk scheuren; stuktrekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren
démolir ergens uitscheuren aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; afbreken; bederven; beschadigen; breken; desintegreren; iets afbreken; in stukken breken; inslaan; kapot maken; kapotbreken; kapotgooien; kapotmaken; kapotslaan; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; slechten; slopen; stukgooien; stukslaan; tot schroot verwerken; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteenvallen; verbrijzelen; vernietigen; wegbreken
démonter ergens uitscheuren afbreken; breken; demonteren; desintegreren; iets afbreken; neerhalen; omverhalen; ontkoppelen; ontmantelen; onttakelen; slopen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uit elkaar vallen; uiteen nemen; uiteenvallen; wegbreken
détruire ergens uitscheuren aantasten; aanvreten; afbreken; bederven; beschadigen; breken; iets afbreken; in stukken breken; kapotbreken; neerhalen; omverhalen; opdoeken; opheffen; ruineren; slopen; te gronde richten; tot schroot verwerken; uit elkaar halen; uitroeien; verdelgen; vernielen; vernietigen; verwoesten; wegbreken
dévorer ergens uitscheuren aan flarden scheuren; bikken; bunkeren; consumeren; doorslikken; eten; kapot scheuren; naar binnen werken; nuttigen; onfatsoenlijk eten; opeten; oppeuzelen; opvreten; schransen; schrokken; slikken; tegoed doen; tot zich nemen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; verorberen; verscheuren; verslinden; verzwelgen; vreten; zitten proppen
raser ergens uitscheuren aandringen; afbreken; breken; donderjagen; doordrammen; doordrukken; drammen; neerhalen; omverhalen; scheren; slopen; uit elkaar halen; wegscheren; zeuren
se déchirer ergens uitscheuren

Verwandte Übersetzungen für ergens uitscheuren