Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bonne qualité
|
betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; gedegenheid; goede kwaliteit; soliditeit; stevigheid
|
deugd
|
chasteté
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
kuisheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; reinheid; zedigheid
|
droiture
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
braafheid; eerlijkheid; getrouwheid; loyaliteit; oprechtheid; rechtschapenheid; trouw; trouwhartigheid
|
durabilité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; gedegenheid; goede kwaliteit
|
beslistheid; bestendigheid; duurzaamheid; standvastigheid; vastberadenheid
|
fermeté
|
betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; soliditeit; stevigheid
|
beslistheid; dapperheid; fermheid; flinkheid; forsheid; gewisheid; hechtheid; koenheid; kordaatheid; kranigheid; moed; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onvermurwbaarheid; onversaagdheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; pertinentie; soliditeit; standvastigheid; stelligheid; stevigheid; vastberadenheid; vastheid; vastigheid; zekerheid
|
fiabilité
|
betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; gedegenheid; goede kwaliteit; soliditeit; stevigheid
|
aannemelijkheid; betrouwbaarheid; geloofwaardigheid; plausibiliteit; waarschijnlijkheid
|
honneur
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
achten; buiging; eer; eerbaarheid; eerbetoon; eergevoel; ere; eren; fatsoen; fatsoenlijkheid; fierheid; fonkelen; fonkeling; gepastheid; glitter; keurigheid; kiesheid; lintje; netheid; schittering; sprankelen; trots
|
honnêteté
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
braafheid; directheid; eerlijkheid; getrouwheid; loyaliteit; onkreukbaarheid; openhartigheid; openheid; oprechtheid; rechtschapenheid; rondborstigheid; rondheid; trouw; trouwhartigheid
|
honorabilité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
achtbaarheid; achtenswaardigheid
|
légitimité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
authenticiteit; echtheid; geldigheid; gelding; legitimiteit; rechtmatigheid; rechtsgeldigheid; wettigheid
|
modestie
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
armzaligheid; bescheidenheid; dienst; eenvoud; gedienstige handeling; gedienstigheid; gematigdheid; ingetogenheid; karigheid; kuisheid; matigheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; poverheid; pretentieloosheid; reinheid; schamelheid; schraalheid; simpelheid; soberheid; stemmigheid; voorkomendheid; zedigheid
|
pudeur
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
|
pudicité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
schroomvalligheid
|
qualités solides
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
|
sagesse
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
braafheid; wijsheid
|
solidité
|
betrouwbaarheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; gedegenheid; goede kwaliteit; soliditeit; stevigheid
|
dapperheid; degelijkheid; dynamiek; energie; felheid; fermheid; fiksheid; gehardheid; gestaaldheid; hechtheid; koenheid; kracht; moed; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onversaagdheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; sterkte; stevigheid; stoerheid; vastheid
|
stabilité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; gedegenheid; goede kwaliteit
|
beslistheid; bestand zijn; bestendigheid; duurzaamheid; hechtheid; onomstotelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; stabiliteit; standvastigheid; stevigheid; vastberadenheid; vastheid
|
validité
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
geldigheid; geldigheidsduur; gelding; geldingsdrang; lichamelijke geschiktheid; termijn van geldigheid; validiteit
|
vertu
|
degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid
|
deugd
|