Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für danken (Niederländisch) ins Französisch

danken:

danken Verb (dank, dankt, dankte, dankten, gedankt)

  1. danken (bedanken)
    remercier; refuser; abandonner; annuler; résilier; dénier; rejeter
    • remercier Verb (remercie, remercies, remercions, remerciez, )
    • refuser Verb (refuse, refuses, refusons, refusez, )
    • abandonner Verb (abandonne, abandonnes, abandonnons, abandonnez, )
    • annuler Verb (annule, annules, annulons, annulez, )
    • résilier Verb (résilie, résilies, résilions, résiliez, )
    • dénier Verb (dénie, dénies, dénions, déniez, )
    • rejeter Verb (rejette, rejettes, rejetons, rejetez, )
  2. danken (dank betuigen; bedanken)
    remercier; devoir à
    • remercier Verb (remercie, remercies, remercions, remerciez, )
    • devoir à Verb

Konjugationen für danken:

o.t.t.
  1. dank
  2. dankt
  3. dankt
  4. danken
  5. danken
  6. danken
o.v.t.
  1. dankte
  2. dankte
  3. dankte
  4. dankten
  5. dankten
  6. dankten
v.t.t.
  1. heb gedankt
  2. hebt gedankt
  3. heeft gedankt
  4. hebben gedankt
  5. hebben gedankt
  6. hebben gedankt
v.v.t.
  1. had gedankt
  2. had gedankt
  3. had gedankt
  4. hadden gedankt
  5. hadden gedankt
  6. hadden gedankt
o.t.t.t.
  1. zal danken
  2. zult danken
  3. zal danken
  4. zullen danken
  5. zullen danken
  6. zullen danken
o.v.t.t.
  1. zou danken
  2. zou danken
  3. zou danken
  4. zouden danken
  5. zouden danken
  6. zouden danken
en verder
  1. ben gedankt
  2. bent gedankt
  3. is gedankt
  4. zijn gedankt
  5. zijn gedankt
  6. zijn gedankt
diversen
  1. dank!
  2. dankt!
  3. gedankt
  4. dankend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

danken [znw.] Nomen

  1. danken (bedankje)
    le remerciement
  2. danken (erkentelijkheid; dankbaarheid)
    la gratitude; la reconnaissance; le remerciement

Übersetzung Matrix für danken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
annuler afbestellen; annuleren
gratitude dankbaarheid; danken; erkentelijkheid dank; dankbaarheid; erkentelijkheid; erkentenis
reconnaissance dankbaarheid; danken; erkentelijkheid dank; dankbaarheid; erkenning; erkentelijkheid; erkentenis; expeditie; speurtocht; toegeving; verkenning; verkenningstocht; zoektocht
remerciement bedankje; dankbaarheid; danken; erkentelijkheid bedankbrief; dank; dankbetuiging; dankzegging
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abandonner bedanken; danken afbestellen; afbreken; afgelasten; afhaken; afstand doen; afvallen; afzeggen; afzien; afzien van; annuleren; de brui geven aan; ermee uitscheiden; eruitstappen; gaan; heengaan; in de steek laten; intrekken; nietig verklaren; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; staken; stoppen; uitscheiden; verlaten; vertrekken; verwijderen; weggaan
annuler bedanken; danken afbestellen; afblazen; afgelasten; afspraak afzeggen; afzeggen; annuleren; delgen; intrekken; nietig verklaren; nullificeren; omruilen; omwisselen; ondervangen; ongedaan maken; ongeldig maken; opheffen; retourneren; ruilen; te niet doen; teniet doen; tenietdoen; terugbrengen; terugdraaien; teruggeven; terugschroeven; terugzenden; verijdelen; vernietigen; verwijderen; verwisselen; wisselen
devoir à bedanken; dank betuigen; danken; te danken hebben
dénier bedanken; danken declineren; vertikken; weigeren
refuser bedanken; danken abstineren; afkeuren; afschepen; afslaan; afwijzen; afwimpelen; bedanken; laten passeren; onthouden; terzijde schuiven; verbieden; veroordelen; versmaden; wegsturen; weigeren
rejeter bedanken; danken abstineren; afketsen; afschepen; afschuiven; afslaan; afstemmen; afweren; afwijzen; afwimpelen; bedanken; declineren; laten passeren; onthouden; spruiten; teruggooien; terugwerpen; terugwijzen; uitschieten; uitschieten plantkunde; verdedigen; versmaden; verstoten; vertikken; verwaarlozen; verweren; verwerpen; wegcijferen; wegstemmen; wegsturen; weigeren; weren
remercier bedanken; dank betuigen; danken; te danken hebben
résilier bedanken; danken afbestellen; afgelasten; afsluiten; afzeggen; annuleren; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; intrekken; nietig verklaren; ontbinden; opheffen; ophouden; stoppen; uiteen doen gaan
- bedanken

Verwandte Wörter für "danken":


Synonyms for "danken":


Verwandte Definitionen für "danken":

  1. zeggen dat je er blij mee bent1
    • ik dank iedereen voor de aandacht1

Wiktionary Übersetzungen für danken:

danken
verb
  1. rendre grâce, exprimer la gratitude.

Cross Translation:
FromToVia
danken remercier thank — express gratitude or appreciation to someone

dank:

dank Adjektiv

  1. dank

dank [de ~ (m)] Nomen

  1. de dank
    le remerciement; la gratitude; la reconnaissance

Übersetzung Matrix für dank:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gratitude dank dankbaarheid; danken; erkentelijkheid; erkentenis
reconnaissance dank dankbaarheid; danken; erkenning; erkentelijkheid; erkentenis; expeditie; speurtocht; toegeving; verkenning; verkenningstocht; zoektocht
remerciement dank bedankbrief; bedankje; dankbaarheid; dankbetuiging; danken; dankzegging; erkentelijkheid
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
de rien dank
à votre service dank tot uw dienst

Verwandte Wörter für "dank":


Verwandte Definitionen für "dank":

  1. waarmee je laat blijken dat je er blij mee bent1
    • ik hielp hem, en zijn dank was groot1

Wiktionary Übersetzungen für dank:

dank
Cross Translation:
FromToVia
dank remerciement thanks — grateful feelings

Verwandte Übersetzungen für danken