Niederländisch
Detailübersetzungen für bijgevoegd (Niederländisch) ins Französisch
bijgevoegd:
-
bijgevoegd (bijgesloten; bijgaand)
ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; avec ceci; avec cela; sous ce pli-
ci-inclus Adjektiv
-
ci-joint Adjektiv
-
inclus Adjektiv
-
par la présente Adjektiv
-
avec ceci Adjektiv
-
avec cela Adjektiv
-
sous ce pli Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für bijgevoegd:
Adjective | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
inclus | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | inbegrepen; incluis; inclusief; ingesloten; inliggend; inline; mee inberekend; met inbegrip van; omsingeld |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
avec ceci | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | bij deze; hier mee; hierbij; hiermee; met dit |
avec cela | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | bij deze; daarmede; daarmee; ermee; hierbij; hiermee; met dit |
ci-inclus | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | bij deze; hierbij; hiermee; inbegrepen; incluis; inclusief; ingesloten; inliggend; mee inberekend; met dit; met inbegrip van |
ci-joint | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | bij deze; hierbij; hiermee; inbegrepen; incluis; inclusief; ingesloten; inliggend; mee inberekend; met dit; met inbegrip van; omsingeld |
par la présente | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | bij deze; hierbij; hiermee; met dit |
sous ce pli | bijgaand; bijgesloten; bijgevoegd | ingesloten; omsingeld |
Verwandte Wörter für "bijgevoegd":
bijgevoegd form of bijvoegen:
-
bijvoegen (aansluiten)
se joindre à; ajouter; adjoindre; raccorder à; brancher sur; correspondre; relier à; serrer les rangs-
se joindre à Verb
-
ajouter Verb (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, ajoutent, ajoutais, ajoutait, ajoutions, ajoutiez, ajoutaient, ajoutai, ajoutas, ajouta, ajoutâmes, ajoutâtes, ajoutèrent, ajouterai, ajouteras, ajoutera, ajouterons, ajouterez, ajouteront)
-
adjoindre Verb (adjoins, adjoint, adjoignons, adjoignez, adjoignent, adjoignais, adjoignait, adjoignions, adjoigniez, adjoignaient, adjoignis, adjoignit, adjoignîmes, adjoignîtes, adjoignirent, adjoindrai, adjoindras, adjoindra, adjoindrons, adjoindrez, adjoindront)
-
raccorder à Verb
-
brancher sur Verb
-
correspondre Verb (corresponds, correspond, correspondons, correspondez, correspondent, correspondais, correspondait, correspondions, correspondiez, correspondaient, correspondis, correspondit, correspondîmes, correspondîtes, correspondirent, correspondrai, correspondras, correspondra, correspondrons, correspondrez, correspondront)
-
relier à Verb
-
serrer les rangs Verb
-
-
bijvoegen (bijdoen; toevoegen; bijsluiten; erbij voegen)
inclure; joindre; ajouter; insérer-
inclure Verb (inclus, inclut, incluons, incluez, incluent, incluais, incluait, incluions, incluiez, incluaient, inclûmes, inclùtes, inclurent, inclurai, incluras, inclura, inclurons, inclurez, incluront)
-
joindre Verb (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
ajouter Verb (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, ajoutent, ajoutais, ajoutait, ajoutions, ajoutiez, ajoutaient, ajoutai, ajoutas, ajouta, ajoutâmes, ajoutâtes, ajoutèrent, ajouterai, ajouteras, ajoutera, ajouterons, ajouterez, ajouteront)
-
insérer Verb (insère, insères, insérons, insérez, insèrent, insérais, insérait, insérions, insériez, inséraient, insérai, inséras, inséra, insérâmes, insérâtes, insérèrent, insérerai, inséreras, insérera, insérerons, insérerez, inséreront)
-
-
bijvoegen (bijsluiten; toevoegen; insluiten)
inclure; ajouter; envelopper-
inclure Verb (inclus, inclut, incluons, incluez, incluent, incluais, incluait, incluions, incluiez, incluaient, inclûmes, inclùtes, inclurent, inclurai, incluras, inclura, inclurons, inclurez, incluront)
-
ajouter Verb (ajoute, ajoutes, ajoutons, ajoutez, ajoutent, ajoutais, ajoutait, ajoutions, ajoutiez, ajoutaient, ajoutai, ajoutas, ajouta, ajoutâmes, ajoutâtes, ajoutèrent, ajouterai, ajouteras, ajoutera, ajouterons, ajouterez, ajouteront)
-
envelopper Verb (enveloppe, enveloppes, enveloppons, enveloppez, enveloppent, enveloppais, enveloppait, enveloppions, enveloppiez, enveloppaient, enveloppai, enveloppas, enveloppa, enveloppâmes, enveloppâtes, enveloppèrent, envelopperai, envelopperas, enveloppera, envelopperons, envelopperez, envelopperont)
-
-
bijvoegen (toevoegen)
Konjugationen für bijvoegen:
o.t.t.
- voeg bij
- voegt bij
- voegt bij
- voegen bij
- voegen bij
- voegen bij
o.v.t.
- voegde bij
- voegde bij
- voegde bij
- voegden bij
- voegden bij
- voegden bij
v.t.t.
- heb bijgevoegd
- hebt bijgevoegd
- heeft bijgevoegd
- hebben bijgevoegd
- hebben bijgevoegd
- hebben bijgevoegd
v.v.t.
- had bijgevoegd
- had bijgevoegd
- had bijgevoegd
- hadden bijgevoegd
- hadden bijgevoegd
- hadden bijgevoegd
o.t.t.t.
- zal bijvoegen
- zult bijvoegen
- zal bijvoegen
- zullen bijvoegen
- zullen bijvoegen
- zullen bijvoegen
o.v.t.t.
- zou bijvoegen
- zou bijvoegen
- zou bijvoegen
- zouden bijvoegen
- zouden bijvoegen
- zouden bijvoegen
diversen
- voeg bij!
- voegt bij!
- bijgevoegd
- bijvoegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
bijvoegen (toevoegen)