Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. bijeenkrijgen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bijeenkrijgen (Niederländisch) ins Französisch

bijeenkrijgen:

bijeenkrijgen Verb (krijg bijeen, krijgt bijeen, kreeg bijeen, kregen bijeen, bijeengekregen)

  1. bijeenkrijgen
    réunir; parvenir à réunir
    • réunir Verb (réunis, réunit, réunissons, réunissez, )

Konjugationen für bijeenkrijgen:

o.t.t.
  1. krijg bijeen
  2. krijgt bijeen
  3. krijgt bijeen
  4. krijgen bijeen
  5. krijgen bijeen
  6. krijgen bijeen
o.v.t.
  1. kreeg bijeen
  2. kreeg bijeen
  3. kreeg bijeen
  4. kregen bijeen
  5. kregen bijeen
  6. kregen bijeen
v.t.t.
  1. heb bijeengekregen
  2. hebt bijeengekregen
  3. heeft bijeengekregen
  4. hebben bijeengekregen
  5. hebben bijeengekregen
  6. hebben bijeengekregen
v.v.t.
  1. had bijeengekregen
  2. had bijeengekregen
  3. had bijeengekregen
  4. hadden bijeengekregen
  5. hadden bijeengekregen
  6. hadden bijeengekregen
o.t.t.t.
  1. zal bijeenkrijgen
  2. zult bijeenkrijgen
  3. zal bijeenkrijgen
  4. zullen bijeenkrijgen
  5. zullen bijeenkrijgen
  6. zullen bijeenkrijgen
o.v.t.t.
  1. zou bijeenkrijgen
  2. zou bijeenkrijgen
  3. zou bijeenkrijgen
  4. zouden bijeenkrijgen
  5. zouden bijeenkrijgen
  6. zouden bijeenkrijgen
diversen
  1. krijg bijeen!
  2. krijgt bijeen!
  3. bijeengekregen
  4. bijeenkrijgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für bijeenkrijgen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
parvenir à réunir bijeenkrijgen
réunir bijeenkrijgen afspreken; bij elkaar brengen; bijeen krijgen; bijeen voegen; bijeenbrengen; combineren; concentreren; een combinatie maken; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; fuseren; herenigen; ineensmelten; samenbrengen; samengaan; samenkomen; samensmelten; samenvoegen; treffen; verenigen; versmelten; verzamelen; weer bijeenbrengen