Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. beslechten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für beslechten (Niederländisch) ins Französisch

beslechten:

beslechten Verb (beslecht, beslechtte, beslechtten, beslecht)

  1. beslechten (twist uit de weg ruimen; afhandelen; afdoen)

Konjugationen für beslechten:

o.t.t.
  1. beslecht
  2. beslecht
  3. beslecht
  4. beslechten
  5. beslechten
  6. beslechten
o.v.t.
  1. beslechtte
  2. beslechtte
  3. beslechtte
  4. beslechtten
  5. beslechtten
  6. beslechtten
v.t.t.
  1. heb beslecht
  2. hebt beslecht
  3. heeft beslecht
  4. hebben beslecht
  5. hebben beslecht
  6. hebben beslecht
v.v.t.
  1. had beslecht
  2. had beslecht
  3. had beslecht
  4. hadden beslecht
  5. hadden beslecht
  6. hadden beslecht
o.t.t.t.
  1. zal beslechten
  2. zult beslechten
  3. zal beslechten
  4. zullen beslechten
  5. zullen beslechten
  6. zullen beslechten
o.v.t.t.
  1. zou beslechten
  2. zou beslechten
  3. zou beslechten
  4. zouden beslechten
  5. zouden beslechten
  6. zouden beslechten
diversen
  1. beslecht!
  2. beslecht!
  3. beslecht
  4. beslechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beslechten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
se réconcilier afdoen; afhandelen; beslechten; twist uit de weg ruimen bijleggen; ruzie bijleggen; schikken; verzoenen; vrede sluiten; zich verzoenen met