"beleg" übersetzt von Niederländische ins Französisch--Interglot

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Französisch: mehr Daten

beleg:
- siège; blocus; garniture
beleggen:
- investir; placer
Wiktionary:
- beleg → siège, garniture, renfort
- beleg → siège
- beleggen → investir, causer, procurer, recouvrir, situer

Niederländisch

Detailübersetzungen für beleg (Niederländisch) ins Französisch

beleg:

beleg [het ~] Nomen

het beleg (belegering)
le siège; le blocus
- siège [le ~] Nomen
- blocus [le ~] Nomen
het beleg (broodbeleg)
la garniture
- garniture [la ~] Nomen

Übersetzung Matrix für beleg:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
blocus	beleg; belegering	blokkade; wegversperring
garniture	beleg; broodbeleg	ameublement; bekleding; beslag; bordgarneersel; garneersel; garneringen; garnituur; gerechtsdecoratie; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; stoffeerderij; stoffering; versieringen
siège	beleg; belegering	crapaud; fauteuil; gestoelte; luie stoel; makkelijke stoel; stoel; zetel; zitplaats

Wiktionary Übersetzungen für beleg:

beleg

noun

langdurige uitsluiting van de buitenwereld door een vijandige strijdmacht
- beleg → siège
voedzame en smakelijke bedekking van een boterham
- beleg → garniture
afgewerkte tegenkant van naaiwerk
- beleg → renfort

beleg

noun

Meuble utilisé pour s’asseoir
- siège → beleg; belegering; zetel; stoel

Cross Translation:

From	To	Via
• beleg	→ siège	↔ siege — military blockade of settlement

beleg form of beleggen:

beleggen Verb (beleg, belegt, belegde, belegden, belegd)

beleggen (investeren)
investir; placer
- investir Verb (investis, investit, investissons, investissez, investissent, investissais, investissait, investissions, investissiez, investissaient, investîmes, investîtes, investirent, investirai, investiras, investira, investirons, investirez, investiront)
- placer Verb (place, places, plaçons, placez, placent, plaçais, plaçait, placions, placiez, plaçaient, plaçai, plaças, plaça, plaçâmes, plaçâtes, placèrent, placerai, placeras, placera, placerons, placerez, placeront)

Konjugationen für beleggen:

o.t.t.

beleg
belegt
belegt
beleggen
beleggen
beleggen

o.v.t.

belegde
belegde
belegde
belegden
belegden
belegden

v.t.t.

heb belegd
hebt belegd
heeft belegd
hebben belegd
hebben belegd
hebben belegd

v.v.t.

had belegd
had belegd
had belegd
hadden belegd
hadden belegd
hadden belegd

o.t.t.t.

zal beleggen
zult beleggen
zal beleggen
zullen beleggen
zullen beleggen
zullen beleggen

o.v.t.t.

zou beleggen
zou beleggen
zou beleggen
zouden beleggen
zouden beleggen
zouden beleggen

diversen

beleg!
belegt!
belegd
beleggend

1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für beleggen:

Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
investir	beleggen; investeren
placer	beleggen; investeren	aardappelen poten; bewaren; bijzetten; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; opslaan; plaats toekennen; plaatsen; posten; posteren; poten; stationeren; wegleggen; zetten

Wiktionary Übersetzungen für beleggen:

beleggen

verb

geld steken in een naar verwacht winstgevende onderneming
- beleggen → investir