Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. arbeiden:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für arbeidt (Niederländisch) ins Französisch

arbeiden:

arbeiden Verb (arbeid, arbeidt, arbeidde, arbeidden, gearbeid)

  1. arbeiden (werken)
    travailler; réaliser; effectuer; exécuter
    • travailler Verb (travaille, travailles, travaillons, travaillez, )
    • réaliser Verb (réalise, réalises, réalisons, réalisez, )
    • effectuer Verb (effectue, effectues, effectuons, effectuez, )
    • exécuter Verb (exécute, exécutes, exécutons, exécutez, )

Konjugationen für arbeiden:

o.t.t.
  1. arbeid
  2. arbeidt
  3. arbeidt
  4. arbeiden
  5. arbeiden
  6. arbeiden
o.v.t.
  1. arbeidde
  2. arbeidde
  3. arbeidde
  4. arbeidden
  5. arbeidden
  6. arbeidden
v.t.t.
  1. heb gearbeid
  2. hebt gearbeid
  3. heeft gearbeid
  4. hebben gearbeid
  5. hebben gearbeid
  6. hebben gearbeid
v.v.t.
  1. had gearbeid
  2. had gearbeid
  3. had gearbeid
  4. hadden gearbeid
  5. hadden gearbeid
  6. hadden gearbeid
o.t.t.t.
  1. zal arbeiden
  2. zult arbeiden
  3. zal arbeiden
  4. zullen arbeiden
  5. zullen arbeiden
  6. zullen arbeiden
o.v.t.t.
  1. zou arbeiden
  2. zou arbeiden
  3. zou arbeiden
  4. zouden arbeiden
  5. zouden arbeiden
  6. zouden arbeiden
diversen
  1. arbeid!
  2. arbeidt!
  3. gearbeid
  4. arbeidende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für arbeiden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
effectuer arbeiden; werken afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; controleren; een einde maken aan; fixen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; lappen; nagaan; nakijken; realiseren; totstandbrengen; verwerkelijken; verwezenlijken; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; voor elkaar krijgen; zich voltrekken
exécuter arbeiden; werken afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; bedingen; bewerkstelligen; beëindigen; completeren; doen; doodschieten; doodvonnis uitvoeren; een einde maken aan; executeren; fixen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; koudmaken; lappen; liquideren; om het leven brengen; ombrengen; plegen; ter dood brengen; terechtstellen; uit de weg ruimen; uitrichten; uitvoeren; vermoorden; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; voltrekken; volvoeren; voor elkaar krijgen; zich voltrekken
réaliser arbeiden; werken bedingen; begrijpen; behalen; bewerkstelligen; doen; fixen; handelen; iets bemachtigen; in het leven roepen; inzien; klaarspelen; lappen; maken; met het verstand vatten; realiseren; regisseren; scheppen; snappen; te pakken krijgen; ten gelde maken; tot stand brengen; tot stand komen; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verkrijgen; verrichten; verwerkelijken; verwezenlijken; voor elkaar krijgen; winnen; zich voltrekken
travailler arbeiden; werken boetseren; instuderen; leren; modelleren; uit werken gaan; vorm geven; vormen; werken; werkzaam zijn

Verwandte Wörter für "arbeiden":


Wiktionary Übersetzungen für arbeiden:

arbeiden
verb
  1. Fournir un travail