Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für afschutten (Niederländisch) ins Französisch

afschutten:

afschutten [znw.] Nomen

  1. afschutten (afschotten)

afschutten Verb (schut af, schutte af, schutten af, afgeschut)

  1. afschutten (afschotten)
    palissader; enclore; clôturer
    • palissader Verb (palissade, palissades, palissadons, palissadez, )
    • enclore Verb
    • clôturer Verb (clôture, clôtures, clôturons, clôturez, )
  2. afschutten (afdekken; afschermen; beschermen; beschutten)
    protéger; couvrir; sauvegarder; abriter; clôturer; borner; préserver; mettre à l'abri de
    • protéger Verb (protège, protèges, protégeons, protégez, )
    • couvrir Verb (couvre, couvres, couvrons, couvrez, )
    • sauvegarder Verb (sauvegarde, sauvegardes, sauvegardons, sauvegardez, )
    • abriter Verb (abrite, abrites, abritons, abritez, )
    • clôturer Verb (clôture, clôtures, clôturons, clôturez, )
    • borner Verb (borne, bornes, bornons, bornez, )
    • préserver Verb (préserve, préserves, préservons, préservez, )

Konjugationen für afschutten:

o.t.t.
  1. schut af
  2. schut af
  3. schut af
  4. schutten af
  5. schutten af
  6. schutten af
o.v.t.
  1. schutte af
  2. schutte af
  3. schutte af
  4. schutten af
  5. schutten af
  6. schutten af
v.t.t.
  1. heb afgeschut
  2. hebt afgeschut
  3. heeft afgeschut
  4. hebben afgeschut
  5. hebben afgeschut
  6. hebben afgeschut
v.v.t.
  1. had afgeschut
  2. had afgeschut
  3. had afgeschut
  4. hadden afgeschut
  5. hadden afgeschut
  6. hadden afgeschut
o.t.t.t.
  1. zal afschutten
  2. zult afschutten
  3. zal afschutten
  4. zullen afschutten
  5. zullen afschutten
  6. zullen afschutten
o.v.t.t.
  1. zou afschutten
  2. zou afschutten
  3. zou afschutten
  4. zouden afschutten
  5. zouden afschutten
  6. zouden afschutten
diversen
  1. schut af!
  2. schut af!
  3. afgeschut
  4. afschuttende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afschutten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
pose d'une clôture afschotten; afschutten
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abriter afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten achterhouden; behoeden; behouden; bemantelen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; in bescherming nemen; opvangen; van alarm voorzien; van onderdak voorzien; verbergen; verduisteren; verheimelijken; verhullen; versluieren; verstoppen; wegstoppen
borner afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; indammen; indijken; inperken; omlijnen; van grenzen voorzien
clôturer afdekken; afschermen; afschotten; afschutten; beschermen; beschutten afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; naar einde toewerken; omheinen; omlijnen
couvrir afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten afdekken; bedekken; begroeien; bekleden; bemantelen; berichten; bestrijken; bestrooien; bezaaien; blinderen; compenseren; dekken; emballeren; goedmaken; hullen; informeren; inhullen; inpakken; inwikkelen; kaften; maskeren; meedelen; melden; met gespannen voorwerp omsluiten; omhullen; omspannen; overkappen; overspannen; overtrekken; overwelven; rapporteren; stofferen; tijd in beslag nemen; van bekleding voorzien; vergoeden; verhullen; verpakken; verslag uitbrengen; versluieren
enclore afschotten; afschutten omheinen
mettre à l'abri de afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten behoeden; behouden; beschermen; in bescherming nemen
palissader afschotten; afschutten omheinen
protéger afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; bescherming zoeken; beschutten; beveiligen; in bescherming nemen; protegeren; van alarm voorzien; verdedigen; vrijwaren; waken; waken over
préserver afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; bewaren; conserveren; deponeren; in bescherming nemen; leggen; neerleggen; plaatsen; van alarm voorzien; verdedigen; verduurzamen; vrijwaren; wegleggen
sauvegarder afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; een back-up maken; in bescherming nemen; van alarm voorzien; verdedigen