Niederländisch
Detailübersetzungen für afschuren (Niederländisch) ins Französisch
afschuren:
-
afschuren
frotter; polir-
frotter Verb (frotte, frottes, frottons, frottez, frottent, frottais, frottait, frottions, frottiez, frottaient, frottai, frottas, frotta, frottâmes, frottâtes, frottèrent, frotterai, frotteras, frottera, frotterons, frotterez, frotteront)
-
polir Verb (polis, polit, polissons, polissez, polissent, polissais, polissait, polissions, polissiez, polissaient, polîmes, polîtes, polirent, polirai, poliras, polira, polirons, polirez, poliront)
-
Konjugationen für afschuren:
o.t.t.
- schuur af
- schuurt af
- schuurt af
- scvhuren af
- schuren af
- schuren af
o.v.t.
- schuurde af
- schuurde af
- schuurde af
- schuurden af
- schuurden af
- schuurden af
v.t.t.
- heb afgeschuurd
- hebt afgeschuurd
- heeft afgeschuurd
- hebben afgeschuurd
- hebben afgeschuurd
- hebben afgeschuurd
v.v.t.
- had afgeschuurd
- had afgeschuurd
- had afgeschuurd
- hadden afgeschuurd
- hadden afgeschuurd
- hadden afgeschuurd
o.t.t.t.
- zal afschuren
- zult afschuren
- zal afschuren
- zullen afschuren
- zullen afschuren
- zullen afschuren
o.v.t.t.
- zou afschuren
- zou afschuren
- zou afschuren
- zouden afschuren
- zouden afschuren
- zouden afschuren
diversen
- schuur af!
- schuurt af!
- afgeschuurd
- afschurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afschuren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
frotter | afschuren | aanmaken; aansteken; afboenen; afschrobben; afstrijken; boenen; gladmaken; gladwrijven; krassen; lepel afstrijken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raspen; schaven; schoonboenen; schoonschrobben; schrobben; schuren; wrijven; zich krabben |
polir | afschuren | aanzetten; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; gladwrijven; polijsten; politoeren; raspen; schaven; scherpen; schuren; slijpen; uitslijpen; wegslijpen; wetten |