Niederländisch
Detailübersetzungen für te werk gaan (Niederländisch) ins Französisch
te werk gaan:
-
te werk gaan (werken; opereren; manipuleren; procederen; optreden; handelen; leven)
opérer; procéder; faire marcher; mettre en marche; agir; manipuler; faire un procès à; s'occuper de; s'y prendre-
opérer Verb (opère, opères, opérons, opérez, opèrent, opérais, opérait, opérions, opériez, opéraient, opérai, opéras, opéra, opérâmes, opérâtes, opérèrent, opérerai, opéreras, opérera, opérerons, opérerez, opéreront)
-
procéder Verb (procède, procèdes, procédons, procédez, procèdent, procédais, procédait, procédions, procédiez, procédaient, procédai, procédas, procéda, procédâmes, procédâtes, procédèrent, procéderai, procéderas, procédera, procéderons, procéderez, procéderont)
-
faire marcher Verb
-
mettre en marche Verb
-
agir Verb (agis, agit, agissons, agissez, agissent, agissais, agissait, agissions, agissiez, agissaient, agîmes, agîtes, agirent, agirai, agiras, agira, agirons, agirez, agiront)
-
manipuler Verb (manipule, manipules, manipulons, manipulez, manipulent, manipulais, manipulait, manipulions, manipuliez, manipulaient, manipulai, manipulas, manipula, manipulâmes, manipulâtes, manipulèrent, manipulerai, manipuleras, manipulera, manipulerons, manipulerez, manipuleront)
-
faire un procès à Verb
-
s'occuper de Verb
-
s'y prendre Verb
-
Konjugationen für te werk gaan:
o.t.t.
- ga te werk
- gaat te werk
- gaat te werk
- gaan te werk
- gaan te werk
- gaan te werk
o.v.t.
- ging te werk
- ging te werk
- ging te werk
- gingen te werk
- gingen te werk
- gingen te werk
v.t.t.
- ben te werk gegaan
- bent te werk gegaan
- is te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
- zijn te werk gegaan
v.v.t.
- was te werk gegaan
- was te werk gegaan
- was te werk gegaan
- waren te werk gegaan
- waren te werk gegaan
- waren te werk gegaan
o.t.t.t.
- zal te werk gaan
- zult te werk gaan
- zal te werk gaan
- zullen te werk gaan
- zullen te werk gaan
- zullen te werk gaan
o.v.t.t.
- zou te werk gaan
- zou te werk gaan
- zou te werk gaan
- zouden te werk gaan
- zouden te werk gaan
- zouden te werk gaan
diversen
- ga te werk!
- gat te werk!
- te werk gegaan
- te werk gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze