Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. eigen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für eigenheid (Niederländisch) ins Französisch

eigen:

eigen Adjektiv

  1. eigen (inherent)
    inhérent
  2. eigen (van nature aanwezig; aangeboren; natuurlijk)
    inné; naturel; naturellement
  3. eigen
    privé
  4. eigen (in eigendom hebben)
    posséder
    • posséder Verb (possède, possèdes, possédons, possédez, )

Übersetzung Matrix für eigen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
naturel eenvoud; naturel; natuurlijkheid; ongedwongenheid; ongekunsteldheid
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
posséder eigen; in eigendom hebben beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben; overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
privé eigen besloten; particulier; privé; verstoken
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
inhérent eigen; inherent
inné aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig aangeboren; ingeboren; inheemse; inlandse
naturel aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig 'tuurlijk; aangeboren; allicht; autochtoon; bijgevolg; dus; eenvoudig; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; logisch; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onontkomelijk; simpel; uiteraard; vanzelf; vanzelfsprekend; zeker; zonder moeite; zonder twijfel
naturellement aangeboren; eigen; natuurlijk; van nature aanwezig 'tuurlijk; aangeboren; allicht; bijgevolg; dus; in een handomdraai; ingeboren; logisch; moeiteloos; natuurlijk; natuurlijk!; onontkomelijk; uiteraard; vanzelf; vanzelf!; vanzelfsprekend; zeker; zonder moeite; zonder twijfel

Verwandte Wörter für "eigen":

  • eigenheid, eigene

Verwandte Definitionen für "eigen":

  1. erbij horen1
    • die smaak is eigen aan broccoli1
  2. van jezelf1
    • dat zijn mijn eigen zaken1

Wiktionary Übersetzungen für eigen:

eigen
adjective
  1. op zichzelf betrekking hebbend
eigen
adjective
  1. Qui est de la maison
  2. Qui appartenir exclusivement à une personne ou à une chose.

Cross Translation:
FromToVia
eigen propre own — belonging to (determiner)
eigen propre proper — belonging to oneself or itself, own


Wiktionary Übersetzungen für eigenheid:


Cross Translation:
FromToVia
eigenheid idiosyncrasie idiosyncrasy — way of behaving or thinking
eigenheid caractère propre selfhood — selfishness