Aanvaller: niederländische und französische Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Übersicht

Niederländisch nach Französisch: mehr Daten

aanvaller:
- attaquant; agresseur; assaillant; brigand; voleur; bandit; pillard; avant de pointe; avant
Wiktionary:
- aanvaller → attaquant
- aanvaller → avant, attaquant

Niederländisch

Detailübersetzungen für aanvaller (Niederländisch) ins Französisch

de aanvaller (aanrander)
l'attaquant; l'agresseur; l'assaillant
- attaquant [le ~] Nomen
- agresseur [le ~] Nomen
- assaillant [le ~] Nomen
de aanvaller (overvaller)
l'attaquant; le brigand; l'agresseur; le voleur; le bandit; le pillard
- attaquant [le ~] Nomen
- brigand [le ~] Nomen
- agresseur [le ~] Nomen
- voleur [le ~] Nomen
- bandit [le ~] Nomen
- pillard [le ~] Nomen
de aanvaller (voorhoedespeler; spitsspeler; voorspeler)
l'attaquant; l'avant de pointe; l'avant
- attaquant [le ~] Nomen
- avant de pointe [le ~] Nomen
- avant [le ~] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
agresseur	aanrander; aanvaller; overvaller
assaillant	aanrander; aanvaller
attaquant	aanrander; aanvaller; overvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
avant	aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler	voorschip
avant de pointe	aanvaller; spitsspeler; voorhoedespeler; voorspeler
bandit	aanvaller; overvaller	bandiet; boef; boosdoener; booswicht; crimineel; delinquent; fielt; galgenbrok; galgentronie; misdadiger; onverlaat; rover; schobbejak; schurk; slechtaard; snaak; snoodaard; struikrover
brigand	aanvaller; overvaller	bandiet; boef; boosdoener; booswicht; dief; fielt; ladelichter; mispunt; naarling; onverlaat; rotzak; rover; schobbejak; schoelje; schoft; schurk; slechtaard; smeerlap; smiecht; smiek; snoodaard; stinkerd; struikrover
pillard	aanvaller; overvaller
voleur	aanvaller; overvaller	binnendringer; dief; geveltoerist; inbreker; ladelichter; rover; struikrover
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
avant		binnen; binnen een tijdsspanne; eerder; tevoren; van tevoren; vantevoren; vooraf; voordien; voorheen; vroeger

aanvaller

noun

aanvaller

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• aanvaller	→ avant; attaquant	↔ Stürmer — Sport: ein Offensivspieler, dessen Hauptaufgabe darin besteht, Tore zu schießen.