Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- annonceren:
-
Wiktionary:
- annonceren → annoncer, introduire, publier
Niederländisch
Detailübersetzungen für annonceren (Niederländisch) ins Französisch
annonceren:
-
annonceren (advertentie; adverteren; aankondiging; annonce; annoncering)
-
annonceren (aankondigen)
annoncer; faire part de-
annoncer Verb (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
faire part de Verb
-
-
annonceren (per advertentie aankondigen; adverteren)
faire de la publicité; annoncer; placer une annonce-
annoncer Verb (annonce, annonces, annonçons, annoncez, annoncent, annonçais, annonçait, annoncions, annonciez, annonçaient, annonçai, annonças, annonça, annonçâmes, annonçâtes, annoncèrent, annoncerai, annonceras, annoncera, annoncerons, annoncerez, annonceront)
-
placer une annonce Verb
-
annonceren (een advertentie plaatsen)
Konjugationen für annonceren:
o.t.t.
- annonceer
- annonceert
- annonceert
- annonceren
- annonceren
- annonceren
o.v.t.
- annonceerde
- annonceerde
- annonceerde
- annonceerden
- annonceerden
- annonceerden
v.t.t.
- heb geannonceerd
- hebt geannonceerd
- heeft geannonceerd
- hebben geannonceerd
- hebben geannonceerd
- hebben geannonceerd
v.v.t.
- had geannonceerd
- had geannonceerd
- had geannonceerd
- hadden geannonceerd
- hadden geannonceerd
- hadden geannonceerd
o.t.t.t.
- zal annonceren
- zult annonceren
- zal annonceren
- zullen annonceren
- zullen annonceren
- zullen annonceren
o.v.t.t.
- zou annonceren
- zou annonceren
- zou annonceren
- zouden annonceren
- zouden annonceren
- zouden annonceren
diversen
- annonceer!
- annonceert!
- geannonceerd
- annoncerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für annonceren:
Französisch
Detailübersetzungen für annonceren (Französisch) ins Niederländisch
annonceren: (*Wort und Satz getrennt)
- annonce: advertentie; adverteren; annonce; annonceren; annoncering; reclame; reclameadvertentie; bericht; melding; aankondiging; uitspraak; boodschap; vermelding; opgave; relaas; verwittiging; gewag; tijding; bevestiging; verklaring; toelichting; aangifte; mededeling; declaratie; bewering; opheldering; statement; uitlegging; melden; aankondigen; bekendmaken; nieuws; journaal; kennisgeving; verkondiging; informeren; kennisgeven; aanzeggen; konde doen; publicatie; bekendmaking; proclamatie; openbaarmaking; afkondiging; openbare publicatie; commercial; uitgave; uitgifte; publikatie
- rené: herboren
- annoncé: ingeschreven; aangemeld
- annoncer: waarschuwen; op de hoogte brengen; verwittigen; inlichten; tippen; van iets in kennis stellen; melden; informeren; meedelen; rapporteren; verslag uitbrengen; aankondigen; annonceren; bekendmaken; bekend maken; aflezen; openbaar maken; oplezen; uitbrengen; publiceren; openbaren; aandienen; zich voordoen; zich aandienen; in aantocht zijn; iets aankondigen; berichten; iets melden; adverteren; afroepen; omroepen; afkondigen; verordenen; decreteren; ordonneren; verordineren; namen afroepen; per advertentie aanbieden; nieuwsberichten omroepen; per advertentie aankondigen; verkondigen; uitbazuinen; mening kenbaar maken