Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. refereren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für refereren (Niederländisch) ins Französisch

refereren:

refereren Verb (refereer, refereert, refereerde, refereerden, gerefereerd)

  1. refereren

Konjugationen für refereren:

o.t.t.
  1. refereer
  2. refereert
  3. refereert
  4. refereren
  5. refereren
  6. refereren
o.v.t.
  1. refereerde
  2. refereerde
  3. refereerde
  4. refereerden
  5. refereerden
  6. refereerden
v.t.t.
  1. heb gerefereerd
  2. hebt gerefereerd
  3. heeft gerefereerd
  4. hebben gerefereerd
  5. hebben gerefereerd
  6. hebben gerefereerd
v.v.t.
  1. had gerefereerd
  2. had gerefereerd
  3. had gerefereerd
  4. hadden gerefereerd
  5. hadden gerefereerd
  6. hadden gerefereerd
o.t.t.t.
  1. zal refereren
  2. zult refereren
  3. zal refereren
  4. zullen refereren
  5. zullen refereren
  6. zullen refereren
o.v.t.t.
  1. zou refereren
  2. zou refereren
  3. zou refereren
  4. zouden refereren
  5. zouden refereren
  6. zouden refereren
diversen
  1. refereer!
  2. refereert!
  3. gerefereerd
  4. refererend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für refereren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
se rapporter à refereren aangaan; betreffen; beïnvloeden; raken; slaan op; treffen
se référer à refereren verwijzen




Französisch

Detailübersetzungen für refereren (Französisch) ins Niederländisch