Übersicht
Niederländisch nach Französisch: mehr Daten
- zwengel:
- zwengelen:
-
Wiktionary:
- zwengel → levier
Niederländisch
Detailübersetzungen für zwengel (Niederländisch) ins Französisch
zwengel:
Übersetzung Matrix für zwengel:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
bras | kruk; slinger; zwengel | arm; armleuning; trapleuning; trapleuningen; vangarm |
levier | kruk; slinger; zwengel | breekijzer; dommekracht; handspaak; hefbok; hefboom; hefinstallatie; hijsarm; kaapstanderpaal; koevoet; lichter; oor; oor van een kopje; sifon; stankafsluiter |
manivelle | kruk; slinger; zwengel |
Verwandte Wörter für "zwengel":
zwengel form of zwengelen:
-
zwengelen
Konjugationen für zwengelen:
o.t.t.
- zwengel
- zwengelt
- zwengelt
- zwengelen
- zwengelen
- zwengelen
o.v.t.
- zwengelde
- zwengelde
- zwengelde
- zwengelden
- zwengelden
- zwengelden
v.t.t.
- heb gezwengeld
- hebt gezwengeld
- heeft gezwengeld
- hebben gezwengeld
- hebben gezwengeld
- hebben gezwengeld
v.v.t.
- had gezwengeld
- had gezwengeld
- had gezwengeld
- hadden gezwengeld
- hadden gezwengeld
- hadden gezwengeld
o.t.t.t.
- zal zwengelen
- zult zwengelen
- zal zwengelen
- zullen zwengelen
- zullen zwengelen
- zullen zwengelen
o.v.t.t.
- zou zwengelen
- zou zwengelen
- zou zwengelen
- zouden zwengelen
- zouden zwengelen
- zouden zwengelen
diversen
- zwengel!
- zwengelt!
- gezwengeld
- zwengelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für zwengelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
manoeuvrer un levier | zwengelen | |
tourner une manivelle | zwengelen |