Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. zelfverzekerdheid:
  2. zelfverzekerd:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zelfverzekerdheid (Niederländisch) ins Spanisch

zelfverzekerdheid:

zelfverzekerdheid [de ~ (v)] Nomen

  1. de zelfverzekerdheid (zelfvertrouwen; vastberadenheid; zekerheid; stelligheid)
  2. de zelfverzekerdheid (zelfbewustheid)

Übersetzung Matrix für zelfverzekerdheid:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aplomo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid aplomb
autoconciencia zelfbewustheid; zelfverzekerdheid
confianza en si mismo stelligheid; vastberadenheid; zekerheid; zelfvertrouwen; zelfverzekerdheid
seguridad de sí mismo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid
seguridad de uno mismo zelfbewustheid; zelfverzekerdheid

Verwandte Wörter für "zelfverzekerdheid":


zelfverzekerd:

zelfverzekerd Adjektiv

  1. zelfverzekerd

Übersetzung Matrix für zelfverzekerd:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
seguro de sí mismo zelfverzekerd assertief; zelfbewust
seguro de uno mismo zelfverzekerd

Verwandte Wörter für "zelfverzekerd":


Wiktionary Übersetzungen für zelfverzekerd:


Cross Translation:
FromToVia
zelfverzekerd seguro de sí mismo; seguro self-confident — confident in one's abilities