Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. zadelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für zadelde (Niederländisch) ins Spanisch

zadelen:

zadelen Verb (zadel, zadelt, zadelde, zadelden, gezadeld)

  1. zadelen

Konjugationen für zadelen:

o.t.t.
  1. zadel
  2. zadelt
  3. zadelt
  4. zadelen
  5. zadelen
  6. zadelen
o.v.t.
  1. zadelde
  2. zadelde
  3. zadelde
  4. zadelden
  5. zadelden
  6. zadelden
v.t.t.
  1. heb gezadeld
  2. hebt gezadeld
  3. heeft gezadeld
  4. hebben gezadeld
  5. hebben gezadeld
  6. hebben gezadeld
v.v.t.
  1. had gezadeld
  2. had gezadeld
  3. had gezadeld
  4. hadden gezadeld
  5. hadden gezadeld
  6. hadden gezadeld
o.t.t.t.
  1. zal zadelen
  2. zult zadelen
  3. zal zadelen
  4. zullen zadelen
  5. zullen zadelen
  6. zullen zadelen
o.v.t.t.
  1. zou zadelen
  2. zou zadelen
  3. zou zadelen
  4. zouden zadelen
  5. zouden zadelen
  6. zouden zadelen
diversen
  1. zadel!
  2. zadelt!
  3. gezadeld
  4. zadelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für zadelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
ensillar zadelen opzadelen

Verwandte Wörter für "zadelen":


Wiktionary Übersetzungen für zadelen:

zadelen
verb
  1. een zadel plaatsen op

Cross Translation:
FromToVia
zadelen ensillar satteln — einen Sattel auf ein Reit- oder Lasttier legen
zadelen silla de montar; sillopín saddle — harness saddle on an animal
zadelen ensillar saddle — to put a saddle on