Niederländisch
Detailübersetzungen für zaakjes (Niederländisch) ins Spanisch
zaakjes:
Übersetzung Matrix für zaakjes:
Verwandte Wörter für "zaakjes":
zaakje:
-
het zaakje (incident)
Übersetzung Matrix für zaakje:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acontecimiento | incident; zaakje | evenement; gebeurtenis |
armatoste | incident; zaakje | bakbeest; gevaarte; joekel; kanjer; knaap; knoert; kokker; kokkerd; kolos; loei; onding |
asunto poco claro | incident; zaakje | |
caso | incident; zaakje | aanvraag; casus; contract; evenement; gebeurtenis; geval; kwestie; naamval; taak; winkel; winkelzaak; zaak |
chisme | incident; zaakje | achterklap; gebabbel; geklap; geklep; geklets; gekout; gepraat; geroddel; gerucht; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels; vals gerucht |
incidente | incident; zaakje | feit; gebeurtenis; incident; rijsnelheid; voorval |
suceso | incident; zaakje | feit; gebeurtenis; incident; voorval |
Verwandte Wörter für "zaakje":
zaak:
-
de zaak (aangelegenheid; geval; kwestie; affaire)
-
de zaak (voorwerp; goed; artikel; item; ding; object)
-
de zaak (transactie; deal)
-
de zaak (firma; bedrijf; onderneming)
-
de zaak (winkelbedrijf; handel; nering; kleine onderneming; bedrijf)
-
de zaak (winkelzaak; winkel)
-
de zaak (kwestie; geval)
-
de zaak (handelsonderneming; handelszaak)
Übersetzung Matrix für zaak:
Verwandte Wörter für "zaak":
Synonyms for "zaak":
Verwandte Definitionen für "zaak":
Wiktionary Übersetzungen für zaak:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zaak | → empresa | ↔ business — commercial enterprise or establishment |
• zaak | → empresa | ↔ company — in legal context, a corporation |
• zaak | → proceso; pleito; litigio; acción | ↔ suit — law: lawsuit |
• zaak | → causa | ↔ Fall — Rechtswissenschaft, Polizei, Medizin: Untersuchungsgegenstand |
• zaak | → tienda | ↔ boutique — magasin, partie de façade du rez-de-chaussée d’une maison consacrée à un commerce de détail ou, à la fois, à la fabrication et à la vente. |
• zaak | → causa | ↔ cause — Ce qui fait qu’une chose est ou s’opère. |
• zaak | → tienda | ↔ magasin — commerce|nocat=1 boutique plus ou moins considérable, où l’on vendre des marchandises, en gros ou au détail. |