Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
empujar
|
|
aanstoten; porren
|
estibar
|
|
verstouwing
|
impulsar
|
|
aandrijven; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren; voortstuwen
|
propulsar
|
|
aandrijven; aanjagen; voortstuwen
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
arriar
|
duwen; voortduwen; vooruitduwen
|
aanzetten; gladstrijken; laten vieren; neerhalen; neersabelen; opzwepen; sterk prikkelen; strijken; vieren; voortbewegen; vrijaf geven; vrijgeven
|
empujar
|
duwen; voortduwen; vooruitduwen
|
aanduwen; aanjagen; aansporen; aanzetten; aanzwiepen; doordouwen; doorzetten; dringen; duwen; een por geven; iemand van de plaats dringen; indrukken; induwen; motiveren; opdrijven; opduwen; opendrukken; openstoten; opjutten; opzwepen; porren; sterk prikkelen; stoten; verdringen; voortbewegen; voortdrijven; voortduwen; voortjagen; wegjagen
|
estibar
|
duwen; voortduwen; vooruitduwen
|
opladen elektriciteit; opnieuw laden; opstuwen; stouwen; stuwen; voortbewegen; voortstuwen
|
impulsar
|
stuwen; voortstuwen; vooruitduwen
|
aandrijven; aanslingeren; aansporen; aanzetten; aanzwengelen; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren; voortjagen; vooruitschoppen
|
mover
|
duwen; voortduwen; vooruitduwen
|
beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
|
propulsar
|
stuwen; voortstuwen; vooruitduwen
|
opstuwen; stuwen; voortbewegen; voortstuwen
|