Übersicht
Niederländisch nach Spanisch: mehr Daten
- voorspellend:
- voorspellen:
-
Wiktionary:
- voorspellen → predecir, adivinar, agorar, augurar, antedecir
- voorspellen → augurar, presagiar, predecir, pronosticar, adivinar, profetizar, conjeturar, esperar
Niederländisch
Detailübersetzungen für voorspellend (Niederländisch) ins Spanisch
voorspellend:
-
voorspellend (vooruitziend)
prudente; previsor; clarividente; pronosticable; presagiable-
prudente Adjektiv
-
previsor Adjektiv
-
clarividente Adjektiv
-
pronosticable Adjektiv
-
presagiable Adjektiv
-
Übersetzung Matrix für voorspellend:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
clarividente | helderziende | |
Modifier | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
clarividente | voorspellend; vooruitziend | helderdenkend; helderziend |
presagiable | voorspellend; vooruitziend | helderziend |
previsor | voorspellend; vooruitziend | helderziend |
pronosticable | voorspellend; vooruitziend | helderziend; voorspelbaar |
prudente | voorspellend; vooruitziend | aan te prijzen; aanbevelenswaardig; bedachtzaam; behoedzaam; bezonnen; competent; deskundig; geraden; helderziend; omzichtig; oordeelkundig; raadzaam; risicoloos; ter zake kundig; vakbekwaam; vakkundig |
voorspellend form of voorspellen:
-
voorspellen (wichelen)
Konjugationen für voorspellen:
o.t.t.
- voorspel
- voorspelt
- voorspelt
- voorspellen
- voorspellen
- voorspellen
o.v.t.
- voorspelde
- voorspelde
- voorspelde
- voorspelden
- voorspelden
- voorspelden
v.t.t.
- heb voorspeld
- hebt voorspeld
- heeft voorspeld
- hebben voorspeld
- hebben voorspeld
- hebben voorspeld
v.v.t.
- had voorspeld
- had voorspeld
- had voorspeld
- hadden voorspeld
- hadden voorspeld
- hadden voorspeld
o.t.t.t.
- zal voorspellen
- zult voorspellen
- zal voorspellen
- zullen voorspellen
- zullen voorspellen
- zullen voorspellen
o.v.t.t.
- zou voorspellen
- zou voorspellen
- zou voorspellen
- zouden voorspellen
- zouden voorspellen
- zouden voorspellen
diversen
- voorspel!
- voorspelt!
- voorspeld
- voorspellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für voorspellen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
adivinar | voorspellen; wichelen | adviseren; afwegen; beschuldigen; betichten; gissen; gissing maken; iets aanraden; incrimineren; ingeven; overdenken; overwegen; postuleren; raden; suggereren; tegemoetzien; uitkijken naar; verdacht maken; verdenken; verwachten; vooronderstellen; voortellen; vooruitzien; waarzeggen |
pronosticar | voorspellen; wichelen |
Verwandte Wörter für "voorspellen":
Verwandte Definitionen für "voorspellen":
Wiktionary Übersetzungen für voorspellen:
voorspellen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• voorspellen | → augurar; presagiar | ↔ augur — to foretell events; to exhibit signs of future events |
• voorspellen | → predecir; pronosticar | ↔ forecast — estimate future conditions |
• voorspellen | → predecir | ↔ predict — to state, or make something known in advance |
• voorspellen | → predecir; presagiar; adivinar; profetizar | ↔ prédire — prophétiser ; annoncer par inspiration divine ce qui doit arriver. |
• voorspellen | → conjeturar; esperar | ↔ prévoir — Traductions à trier suivant le sens. |
Computerübersetzung von Drittern: