Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. verzakt:
  2. verzakken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für verzakt (Niederländisch) ins Spanisch

verzakt:

verzakt Adjektiv

  1. verzakt (gezakt)
    descendido; bajado; hundido; desmoronado

Übersetzung Matrix für verzakt:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bajado gezakt; verzakt geringer gemaakt; ingekrompen; ingeslonken; verminderd
descendido gezakt; verzakt
desmoronado gezakt; verzakt
hundido gezakt; verzakt broodmager; gezonken; ingevallen; uitgemergeld; uitgeteerd

verzakken:

verzakken Verb (verzak, verzakt, verzakte, verzakten, verzakt)

  1. verzakken

Konjugationen für verzakken:

o.t.t.
  1. verzak
  2. verzakt
  3. verzakt
  4. verzakken
  5. verzakken
  6. verzakken
o.v.t.
  1. verzakte
  2. verzakte
  3. verzakte
  4. verzakten
  5. verzakten
  6. verzakten
v.t.t.
  1. ben verzakt
  2. bent verzakt
  3. is verzakt
  4. zijn verzakt
  5. zijn verzakt
  6. zijn verzakt
v.v.t.
  1. was verzakt
  2. was verzakt
  3. was verzakt
  4. waren verzakt
  5. waren verzakt
  6. waren verzakt
o.t.t.t.
  1. zal verzakken
  2. zult verzakken
  3. zal verzakken
  4. zullen verzakken
  5. zullen verzakken
  6. zullen verzakken
o.v.t.t.
  1. zou verzakken
  2. zou verzakken
  3. zou verzakken
  4. zouden verzakken
  5. zouden verzakken
  6. zouden verzakken
diversen
  1. verzak!
  2. verzakt!
  3. verzakt
  4. verzakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für verzakken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hundirse inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen; wegzakken
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hundirse verzakken afknappen; afkoelen; bekoelen; doorbuigen; doorleven; doorstaan; doorzakken; er vanaf breken; gaan hangen; ineenzakken; ineenzijgen; inzakken; kelderen; koel worden; luwen; naar de vijand overlopen; omlaagstorten; sterk afnemen; teruglopen; tot bedaren komen; uitwoeden; uitzakken; vallen; verdragen; verduren; verflauwen; vergaan; verkommeren; verteren; vervallen; wegsterven; wegzakken; zakken; zakken in; zich storten