Niederländisch
Detailübersetzungen für verlinken (Niederländisch) ins Spanisch
verlinken:
-
verlinken (verraden; uitbrengen; verklikken; verklappen; aangeven; aanbrengen)
-
verlinken (verklikken; verraden; verklappen; klikken)
chivar; chivarse; traicionar; denunciar; chismorrear; difundir; desertar-
chivar Verb
-
chivarse Verb
-
traicionar Verb
-
denunciar Verb
-
chismorrear Verb
-
difundir Verb
-
desertar Verb
-
Konjugationen für verlinken:
o.t.t.
- verlink
- verlinkt
- verlinkt
- verlinken
- verlinken
- verlinken
o.v.t.
- verlinkte
- verlinkte
- verlinkte
- verlinkten
- verlinkten
- verlinkten
v.t.t.
- heb verlinkt
- hebt verlinkt
- heeft verlinkt
- hebben verlinkt
- hebben verlinkt
- hebben verlinkt
v.v.t.
- had verlinkt
- had verlinkt
- had verlinkt
- hadden verlinkt
- hadden verlinkt
- hadden verlinkt
o.t.t.t.
- zal verlinken
- zult verlinken
- zal verlinken
- zullen verlinken
- zullen verlinken
- zullen verlinken
o.v.t.t.
- zou verlinken
- zou verlinken
- zou verlinken
- zouden verlinken
- zouden verlinken
- zouden verlinken
diversen
- verlink!
- verlinkt!
- verlinkt
- verlinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze