Niederländisch
Detailübersetzungen für vergoelijken (Niederländisch) ins Spanisch
vergoelijken:
-
vergoelijken (bagatelliseren)
-
vergoelijken
Konjugationen für vergoelijken:
o.t.t.
- vergoelijk
- vergoelijkt
- vergoelijkt
- vergoelijken
- vergoelijken
- vergoelijken
o.v.t.
- vergoelijkte
- vergoelijkte
- vergoelijkte
- vergoelijkten
- vergoelijkten
- vergoelijkten
v.t.t.
- heb vergoelijkt
- hebt vergoelijkt
- heeft vergoelijkt
- hebben vergoelijkt
- hebben vergoelijkt
- hebben vergoelijkt
v.v.t.
- had vergoelijkt
- had vergoelijkt
- had vergoelijkt
- hadden vergoelijkt
- hadden vergoelijkt
- hadden vergoelijkt
o.t.t.t.
- zal vergoelijken
- zult vergoelijken
- zal vergoelijken
- zullen vergoelijken
- zullen vergoelijken
- zullen vergoelijken
o.v.t.t.
- zou vergoelijken
- zou vergoelijken
- zou vergoelijken
- zouden vergoelijken
- zouden vergoelijken
- zouden vergoelijken
diversen
- vergoelijk!
- vergoelijkt!
- vergoelijkt
- vergoelijkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze