Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für vergen (Niederländisch) ins Spanisch
vergen:
Konjugationen für vergen:
o.t.t.
- verg
- vergt
- vergt
- vergen
- vergen
- vergen
o.v.t.
- vergde
- vergde
- vergde
- vergden
- vergden
- vergden
v.t.t.
- heb gevergd
- hebt gevergd
- heeft gevergd
- hebben gevergd
- hebben gevergd
- hebben gevergd
v.v.t.
- had gevergd
- had gevergd
- had gevergd
- hadden gevergd
- hadden gevergd
- hadden gevergd
o.t.t.t.
- zal vergen
- zult vergen
- zal vergen
- zullen vergen
- zullen vergen
- zullen vergen
o.v.t.t.
- zou vergen
- zou vergen
- zou vergen
- zouden vergen
- zouden vergen
- zouden vergen
diversen
- verg!
- vergt!
- gevergd
- vergend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für vergen:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
exigir | opvorderen; vordering | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
exigir | eisen; vereisen; vergen; verlangen | aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; opeisen; opvorderen; rekwireren; terugeisen; terugvorderen; vorderen |
- | kosten |