Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. vast beloven:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vast beloven (Niederländisch) ins Spanisch

vast beloven:

vast beloven Verb (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)

  1. vast beloven (garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor)

Konjugationen für vast beloven:

o.t.t.
  1. beloof vast
  2. belooft vast
  3. belooft vast
  4. beloven vast
  5. beloven vast
  6. beloven vast
o.v.t.
  1. beloofde vast
  2. beloofde vast
  3. beloofde vast
  4. beloofden vast
  5. beloofden vast
  6. beloofden vast
v.t.t.
  1. heb vast beloofd
  2. hebt vast beloofd
  3. heeft vast beloofd
  4. hebben vast beloofd
  5. hebben vast beloofd
  6. hebben vast beloofd
v.v.t.
  1. had vast beloofd
  2. had vast beloofd
  3. had vast beloofd
  4. hadden vast beloofd
  5. hadden vast beloofd
  6. hadden vast beloofd
o.t.t.t.
  1. zal vast beloven
  2. zult vast beloven
  3. zal vast beloven
  4. zullen vast beloven
  5. zullen vast beloven
  6. zullen vast beloven
o.v.t.t.
  1. zou vast beloven
  2. zou vast beloven
  3. zou vast beloven
  4. zouden vast beloven
  5. zouden vast beloven
  6. zouden vast beloven
en verder
  1. ben vast beloofd
  2. bent vast beloofd
  3. is vast beloofd
  4. zijn vast beloofd
  5. zijn vast beloofd
  6. zijn vast beloofd
diversen
  1. beloof vast!
  2. belooft vast!
  3. vast beloofd
  4. vast belovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für vast beloven:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avalar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor
garantizar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor

Verwandte Übersetzungen für vast beloven